Patiënten met gerecidiveerde of progressieve ziekte van Waldenström vertoonden goede responsen na behandeling met een combinatie van ixazomib, rituximab en dexamethason, en kregen niet meer last van neuropathie. Dat blijkt uit de resultaten van de fase ½-HOVON124-studie, gepresenteerd door Karima Amaador (Amsterdam UMC) tijdens EHA25 Virtual.1
Proteasoomremmers zoals bortezomib geven goede responsen bij patiënten met de ziekte van Waldenström (MW), maar veroorzaken relatief vaak neuropathie. De proteasoomremmer ixazomib is minder toxisch en heeft als voordeel dat hij oraal gegeven kan worden. Bovendien veroorzaakt hij bij patiënten met multipel myeloom minder vaak neuropathie.
In de fase ½-HOVON124-studie evalueerden Nederlandse en Griekse onderzoekers een combinatie van ixazomib met rituximab en dexamethason (IRD) bij patiënten met recidief of progressief MW. Rituximab werd subcutaan gegeven vanwege het toedieningsgemak en omdat dit mogelijk minder kans geeft op sensitisatie/hypersensitiviteit. Alle patiënten kregen acht cycli IRD als inductietherapie, waarbij rituximab pas werd toegevoegd bij de derde cyclus. Patiënten die ten minste stabiele ziekte vertoonden als respons, kregen vervolgens twee jaar rituximab als onderhoudstherapie. De primaire uitkomstmaat was een objectief responspercentage (ORR) na inductietherapie >40%.
Een dosis van 4 mg ixazomib gaf nauwelijks problemen in fase 1 van de studie. De meerderheid van de geïncludeerde patiënten (45/59) voltooide de inductietherapie met acht cycli IRD. Zes patiënten stopten vanwege ziekteprogressie, drie vanwege toxiciteit, en twee patiënten overleden door niet-behandelingsgerelateerde oorzaken. De relatieve dosisintensiteit was hoog in fase 2 van de studie, en dosisreducties of behandelpauzes waren bijna nooit nodig.
“De ORR na acht cycli inductietherapie was 71%”, vertelde Karima Amaador. “De beste ORR die bereikt werd tijdens inductietherapie was 85%. 15% van de patiënten bereikte een zeer goede partiële respons, 46% een partiële respons en 24% een minimale respons.” Al na twee cycli ixazomib zagen de onderzoekers een significante afname van immuunglobuline M (IgM) en een toename van hemoglobine (Hb). Dit gebeurde nog voordat rituximab werd toegevoegd aan het triplet. In het beenmerg was een sterke afname zichtbaar van het aantal CD79b+ en CD20+ cellen (maligne en lymfoplasmacytaire cellen) en een lichte afname van het aantal CD138+ cellen (plasmacellen). Ook zagen de onderzoekers een afname van gemuteerd MYD88, aanwezig bij 88% van de patiënten. Na een mediane follow-up van 24 maanden was de progressievrije overleving (PFS) 56% en de algehele overleving (OS) 80%. De mediane PFS, OR en duur van respons werden niet bereikt.
Zestien patiënten kregen te maken met serieuze bijwerkingen, voornamelijk infecties. Er was geen behandelingsgerelateerde mortaliteit. Bij aanvang van de studie hadden 21 patiënten neuropathie, die verergerde bij drie patiënten. Dertien patiënten ontwikkelden voor het eerst neuropathie (elf graad 1, twee graad 2), wat in de meeste gevallen reversibel was. Tijdens inductietherapie namen de door patiënten gerapporteerde last van neuropathiegerelateerde symptomen niet toe. De algehele kwaliteit van leven steeg significant tijdens inductietherapie, voornamelijk door vermindering van vermoeidheid. Geen van de patiënten ontwikkelde hypersensitiviteit na toediening van rituximab.
“In de toekomst zou IRD gebruikt kunnen worden als backbone voor combinatiebehandelingen (met bijvoorbeeld een BTK-remmer, venetoclax of daratumumab), en ixazomib zou ingezet kunnen worden als consolidatie- of onderhoudstherapie bij MW”, aldus Amaador.
Referentie
1. Kersten MJ, et al. EHA25 Virtual; abstr S226.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist