Een behandeling met ibrutinib gevolgd door ibrutinib plus venetoclax bleek zeer effectief bij voorheen onbehandelde patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) en klein lymfocytisch lymfoom (SLL). Het objectieve responspercentage was 97%, en de therapie leidde tot minimale restziekte in zowel beenmerg als bloed bij respectievelijk 75% en 68%, vertelde Tanya Siddiqi (Duarte, Verenigde Staten) op de EHA25 Virtual.1
Ibrutinib (Ibr) is een eenmaal daags oraal gedoseerde Brutonse tyrosinekinaseremmer en is geregistreerd als onderhoudstherapie voor de eerstelijnsbehandeling van CLL. Toch is er behoefte aan een therapie die niet altijd gecontinueerd hoeft te worden, wat leidde tot het onderzoek naar de combinatie van ibrutinib en venetoclax (Ven). Beide middelen hebben synergistische en complementaire antitumoractiviteit.
CAPTIVATE-studie
CAPTIVATE is een multicentrisch fase 2-onderzoek waarin 164 patiënten met nog onbehandelde CLL/SLL werden geïncludeerd, met een mediane leeftijd van 58 jaar. In totaal had 32% stadium III/IV-ziekte, 20% een del (17p)/TP53-mutatie, 16% een del (11q)-mutatie, 19% een complex karyotype en 59% een ongemuteerde variant. Patiënten kregen eerst drie cycli Ibr 420 mg eenmaal daags, gevolgd door twaalf cycli Ibr (420 mg 1 dd) plus Ven (400 mg 1 dd). De mediane behandelduur met Ibr was 14,7 maanden, en met Ven 12,0 maanden.
In totaal volbracht 90% van de patiënten alle twaalf cycli van Ibr + Ven. Bij 5% werd de behandeling gestaakt in verband met bijwerkingen. De meest voorkomende bijwerkingen van graad 3-4 waren neutropenie (35%), hypertensie (7%), trombocytopenie (5%) en diarree (5%). Geen van de patiënten ontwikkelde een tumorlysissyndroom. Er waren geen sterfgevallen.
Met de initiële drie Ibr-cycli werd al tumor- en lymfeklierreductie waargenomen. Na de combinatiecycli met Ibr + Ven werd niet-meetbare minimale restziekte (uMRD) waargenomen bij 75% van de patiënten in bloed en bij 68% in beenmerg. De percentages van uMRD bleven ook over de tijd (na twaalf cycli) behouden. Het objectieve responspercentage was 97%, waarbij 51% een complete respons had en 46% een partiële respons. Deze responsen waren onafhankelijk van het type mutatie van de CLL/SLL.
“Er zijn veel voordelen bij eerstelijnsgebruik van Ibr + Ven”, concludeerde Tanya Siddiqi. “De combinatie is volledig oraal en eenmaal daags en chemotherapievrij. Hiernaast zien we diepe remissies in zowel beenmerg als het bloed, ook bij de hoog-risicopatiënten.” Het gunstige veiligheidsprofiel is ook geen belemmering voor verdere ontwikkeling van de behandelcombinatie. Siddiqi gaf aan dat follow-updata hopelijk snel beschikbaar zullen komen.
Referentie
1. Siddiqi T, et al. EHA25 Virtual; abstr S158.
Dr. Judith Cohen, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2020 vol 5 nummer 2