Uit een gecombineerde analyse van een prospectieve en een real-lifestudie blijkt dat PD-1-remming bij patiënten met recidief/refractair extranodaal natural-killer/T-cellymfoom geassocieerd is met een tweejaars algehele overleving van 50,2%. Daarnaast bleek de algehele overleving bij deze patiënten significant beter dan bij een gematcht cohort van historische controles. Deze resultaten werden tijdens het EHA2023 Hybrid Congress gepresenteerd door dr. Amira Marouf (Parijs, Frankrijk).
Extranodaal natural-killer/T-cellymfoom (ENKTCL) is een zeldzaam perifeer T-cellymfoom dat met name voorkomt bij mannen in Azië en Zuid-Amerika.1 De ziekte is geassocieerd met de aanwezigheid van het Epstein-Barrvirus en een slechte prognose, met name bij patiënten met recidief/refractair (R/R) ENKTCL. Er is dan ook grote behoefte aan effectievere therapieën.
De pathogenese van ENKTCL is onvoldoende begrepen, maar de resultaten van (pre)klinisch onderzoek suggereren dat immune escape een belangrijk mechanisme is.2 In verschillende studies werd dan ook de uitkomst onderzocht van eerste- of laterelijns immunotherapie met PD-1-remmers als mono- of combinatietherapie.1 Hoewel de resultaten over het algemeen veelbelovend waren, betrof het vooral kleine, retrospectieve en/of eenarmige studies. In de huidige studie werd bij patiënten met R/R ENKTCL de uitkomst onderzocht van immunotherapie met PD-1-remmers en vergeleken met die bij een historisch cohort patiënten die vóór het immunotherapietijdperk behandeld waren.3
Uitkomst
In totaal werden in 24 Franse centra 37 patiënten behandeld met ten minste één cyclus pembrolizumab of nivolumab. Hiervan namen twaalf patiënten deel aan de prospectieve ACSE-studie en 25 vergelijkbare patiënten aan een nationale, retrospectieve real-lifestudie. “Behandeling met de PD-1-remmers was geassocieerd met een algehele overleving (OS) van 50,2% na twee jaar, wat een bemoedigend resultaat is bij patiënten met deze agressieve ziekte. We zagen geen significant verschil in de OS tussen de patiënten die deelnamen aan de ACSE- dan wel real-lifestudie. Wel wat er een trend te zien richting een betere progressievrije overleving (PFS) bij patiënten uit de ACSE-studie versus die uit de real-lifestudie (p=0,048). Een univariate analyse liet zien dat primair refractaire patiënten en patiënten uit de real-lifestudie een significant slechtere PFS hadden (respectievelijk p=0,06 en 0,08), en dat B-celkenmerken, een ECOG-score van twee of hoger en twee of meer extranodale lokalisaties tijdens relaps geassocieerd waren met een slechtere OS (respectievelijk p=0,02, 0,09 en 0,03). Deze laatste factor bleek ook in een multivariate analyse voorspellend voor een slechtere OS (p=0,004)”, aldus Amira Marouf.
Vergelijking
Een vergelijking tussen het met PD-1-remmers behandelde cohort (n=37) en het historische controlecohort (n=38) liet zien dat de twee cohorten significant verschilden in het gekregen frontline chemotherapieregime en dat in het anti-PD-1-cohort een significant hoger percentage patiënten had gerespondeerd op deze frontline therapie. Vervolgens resulteerde propensity score matching in 23 gematchte paren waartussen deze verschillen waren verdwenen. Marouf: “Uit een vergelijking van deze twee groepen bleek dat patiënten in de anti-PD-1-groep vergeleken met de patiënten in de controlegroep een significant betere OS hadden (p=0,011), terwijl de PFS in beide groepen vergelijkbaar was. Toekomstige studies zullen zich richten op de identificatie van voorspellende biomarkers en op de uitkomst van combinatietherapieën.”
Referenties
1. Wang H, et al. Leukemia 2021;35:2460-8.
2. Feng X, et al. Oncoimmunology 2023;12:2212532.
3. Marouf A, et al. EHA 2023: abstr S226.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 2
Commentaar dr. Marjolein van der Poel, internist-hematoloog, Maastricht UMC+
Het programma van het EHA2023 Hybrid Congress omvatte verschillende interessante presentaties over nieuwe behandelingen bij patiënten met non-hodgkinlymfoom. Zo was er tijdens de plenaire sessie een presentatie over de gerandomiseerde fase 3-IELSG37-studie bij primair mediastinaal B-cellymfoom, een maligniteit met een relatief goede prognose waarnaar weinig klinisch onderzoek wordt gedaan. Daarom zijn we gewend om deze patiënten zes kuren R-CHOP te geven in combinatie met radiotherapie dan wel dose-adjusted EPOCH-R zonder radiotherapie. Het is echter nooit onderzocht hoe deze twee behandelingen zich tot elkaar verhouden en wat de meerwaarde van de radiotherapie is. In de IELSG37-studie werden de patiënten eerst behandeld met een rituximab- en antracyclinebevattend regime. Patiënten die volgens de PET/CT-scan een complete metabole remissie (CMR) hadden, werden vervolgens gerandomiseerd naar wel of geen radiotherapie. Uit de gepresenteerde interimanalyse bleek dat na een mediane follow-up van dertig maanden er tussen de twee armen geen significant verschil was in de progressievrije overleving (PFS).1 Hoewel we de publicatie en resultaten met een langere follow-up nog moeten afwachten, laten de huidige resultaten al op overtuigende wijze zien dat het bij patiënten met een negatieve PET/CT-scan na immunochemotherapie veilig is om radiotherapie weg te laten en zo toxiciteit te besparen.
In de fase 1b/2-EPCORE NHL-2-studie werd de uitkomst onderzocht van twee doseringsschema’s van het bispecifieke antilichaam epcoritamab in combinatie met rituximab en lenalidomide (R2) gevolgd door een tweejarige onderhoudsbehandeling met epcoritamab bij patiënten met CD20-positief, recidiverend of refractair (R/R) folliculair lymfoom. Uit een gepoolde analyse van de twee doseringsschema’s bleek dat de behandeling goed werd verdragen en geassocieerd was met een objectief responspercentage (ORR) van 98% en een CMR van 87%.2 Ook bij patiënten met progressieve ziekte binnen 24 maanden na chemo-immunotherapie was de combinatietherapie geassocieerd met een vergelijkbaar hoge respons, een indrukwekkend resultaat in een patiëntengroep die doorgaans een slechte prognose heeft. Verder was de combinatiebehandeling in de totale populatie na twaalf maanden geassocieerd met een PFS van 78%. Van degenen met een CR hield deze na twaalf maanden nog aan bij 89%. Deze behandeling wordt momenteel verder onderzocht in een gerandomiseerde fase 3-studie. We zullen dan zien of deze toch wel lange behandeling niet alleen geassocieerd is met hoge responspercentages, maar ook met een betere overleving. In Nederland lopen verschillende studies met epcoritamab waar patiënten met verschillende hematologische maligniteiten aan deel kunnen nemen.
Interessante resultaten kwamen ook van een studie naar PD-1-remming bij patiënten met R/R extranodaal natural-killer/T-cellymfoom. Die resultaten lieten zien dat anti-PD-1 geassocieerd was met een ORR van rond de 40% en dat de algehele overleving in de PD-1-groep beter was dan in een historische controlegroep.3 Deze resultaten ondersteunen de kleinere studies naar PD-1-remming bij dit zeldzame lymfoom die tot nu toe gepubliceerd waren. De resultaten suggereren dat bij fitte patiënten PD-1-remming een goede optie kan zijn als overbrugging tot allogene stamceltransplantatie.
Referenties
1. Martelli M, et al. EHA 2023: abstr S101.
2. Sureda A, et al. EHA 2023: abstr S222.
3. Marouf A, et al. EHA 2023: abstr S226.
In een podcast met dr. Jurjen Versluis bespreekt dr. Marjolein van der Poel naast bovenstaande studieresultaten ook die van een klinische studie naar intrathecale versus intraveneuze profylaxe bij patiënten met diffuus grootcellig B-cellymfoom en een verhoogd risico op een recidief in het centrale zenuwstelsel. Daarnaast worden de resultaten besproken van een real-lifestudie waarin de uitkomst werd onderzocht van derdelijnsbehandeling met CAR-T-cellen bij primair centraalzenuwstelsellymfoom en van de ALYCANTE-studie naar de uitkomst van CAR-T-celtherapie bij patiënten met R/R B-cellymfoom die niet voor autologe stamceltransplantatie in aanmerking komen.
Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts