Bij kinderen met medium-risico acute lymfatische leukemie leidt immunoglobulineprofylaxe tijdens de onderhoudsfase van de behandeling tot minder opnames vanwege koorts, minder antibioticagebruik en minder aanpassingen van de chemotherapie. Dat blijkt uit een Nederlandse studie waarvan dr. Kirsten Thus (Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie, Utrecht) de resultaten presenteerde tijdens het EHA 2023 Hybrid Congress.
Tijdens de behandeling voor acute lymfatische leukemie (ALL) zijn infecties een belangrijke oorzaak van morbiditeit. Ziekenhuisopnames vanwege koorts leiden vaak tot vertraging van de chemotherapie. Een bekend effect van de ALL-behandeling is afname van het immunoglobulineniveau in het bloed. Immunoglobuline G (IgG)-profylaxe zou dan mogelijk infecties kunnen voorkomen, en daarmee ook chemotherapieaanpassingen en het optreden van recidieven. IgG-profylaxe wordt al gebruikt bij patiënten met immuundeficiënties en bij ouderen met lymfoblastaire ziekten.
Intraveneus IgG
In deze studie, onderdeel van het ALL-11-studieprotocol, werden patiënten geïncludeerd van 1-18 jaar oud met medium-risico ALL.1 Patiënten met een risico op complicaties door IgG-profylaxe of met trisomie 21 konden niet deelnemen. Na randomisatie kregen patiënten in de profylaxegroep (n=82) elke drie weken 0,7 g/kg intraveneus IgG-profylaxe (IVIG). In de controlegroep (n=83) kregen patiënten alleen IVIG onder strikte voorwaarden, bijvoorbeeld na meer dan vier infecties of IC-opname vanwege koorts. De primaire uitkomstmaat was het aantal opnames vanwege koorts.
De toediening van IVIG-profylaxe was over het algemeen veilig. “Er was een trend zichtbaar naar meer serieuze bijwerkingen (SAE’s) in de controlegroep dan in de IVIG-groep (respectievelijk 81 versus 47 events, p=0,069), maar dit omvat ook SAE’s die waarschijnlijk niet gerelateerd zijn aan IVIG, zoals botbreuken en elektrolytafwijkingen”, zei Kirsten Thus.
Minder opnames vanwege koorts
“Patiënten in de IVIG-groep werden minder vaak opgenomen vanwege koorts, maar alleen tijdens de onderhoudsfase van de ALL-behandeling”, liet Thus zien. In de onderhoudsfase was het aantal opnames vanwege koorts 99 in de IVIG-groep versus 163 in de controlegroep (p=0,0005). “Veel van deze opnames waren zonder positieve bloedkweken, dus waarschijnlijk worden hiermee virale infecties voorkomen.” Als gevolg hiervan was in de onderhoudsfase ook het antibioticagebruik lager in de IVIG-groep dan in de controlegroep (respectievelijk n=78 versus 136, p=0,005), en waren minder vaak aanpassingen van de chemotherapie nodig na ziekenhuisopname (respectievelijk n=72 versus 132, p=0,004).
Dit alles leidde echter niet tot minder recidieven in de IVIG-groep. De onderzoekers zagen geen statistisch significant verschil in gebeurtenisvrije, ziektevrije of algehele overleving na vijf jaar. “Het aantal events is sowieso erg laag bij deze groep patiënten, en omdat dit een per-protocolanalyse was en patiënten zich minstens een jaar aan het protocol moesten houden, was het aantal events nog lager”, verklaarde Thus het uitblijven van een verschil. “Sommige patiënten stopten met de studie omdat de IVIG-suppletie vrij intensief is, met driewekelijkse opnames.”
In de controlegroep kreeg 15% van de patiënten IVIG-profylaxe. Ook werd al vroeg gestart met de IVIG-profylaxe, 22 dagen na diagnose, nog voordat de immunoglobulineniveaus afnemen. Thus: “Mogelijk hoeven we het alleen later te geven.”
“Voor de toekomst is het belangrijk om een relevante subgroep patiënten te definiëren die meer voordeel heeft van IVIG-profylaxe. Mogelijk kunnen we deze resultaten extrapoleren naar nieuwe behandelingen met blinatumomab en CAR-T-cellen, waarbij je meer IgG-afname ziet”, besloot Thus.
Referentie
1. Thus K, et al. EHA 2023: abstr S112.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist