Uit een fase 1-studie blijkt dat een enkele infusie van CD22-gerichte chimere antigeenreceptor (CAR)-T-cellen geassocieerd is met een objectief responspercentage van 68% en een completeresponspercentage van 53% bij uitgebreid voorbehandelde patiënten met recidiverend of refractair grootcellig B-cellymfoom. Daarnaast was het toxiciteitsprofiel vergelijkbaar met dat van CD19-gerichte CAR-T-cellen, zo bleek tijdens het EHA2023 Hybrid Congress uit de presentatie van dr. Matthew Frank (Stanford, Verenigde Staten).
Bij patiënten met recidiverend of refractair grootcellig B-cellymfoom (R/R LBCL) is behandeling met CD19-gerichte CAR-T-cellen (CAR19) geassocieerd met duurzame responsen en completerespons (CR)-percentages tot 50%.1 Patiënten met CAR19-refractair LBCL hebben echter een zeer slechte prognose, zoals een mediane algehele overleving (OS) van ongeveer zes maanden. Ten dele is dit geassocieerd met een verminderde CD19-expressie op de lymfoomcellen na behandeling met CAR19.2
CD22 komt tot expressie op diverse B-celmaligniteiten, waaronder LBCL, en is een alternatieve target voor CAR-T-celtherapie.3 In de huidige fase 1-studie werd de uitvoerbaarheid, toxiciteit en werkzaamheid onderzocht van CD22-gerichte CAR-T-celtherapie (CAR22; 1 x 106/kg (DL1) of 3 x 106/kg (DL2)) na lymfodepleterende chemotherapie bij patiënten met CAR19-refractair LBCL.4 De coprimaire uitkomstmaten waren de haalbaarheid om CAR22 te produceren, de aanbevolen fase 2-dosis (RP2D) en de toxiciteit.
Toxiciteit
Op het moment van analyse waren 29 patiënten behandeld met DL1 en negen patiënten met DL2. De patiënten hadden een hoog-risicoprofiel en waren eerder met mediaan vier therapieën behandeld. Voor 95% van de patiënten konden met succes voldoende CAR22-cellen geproduceerd worden. De mediane tijd tussen leukaferese en infusie van de CAR22-cellen was achttien dagen.
“Uit de toxiciteitsanalyse blijkt dat infusie van DL2 toxischer was dan DL1. Zo werd bij de meerderheid van de patiënten die werden behandeld met DL2 cytokinereleasesyndroom (CRS) van graad 2 of hoger geconstateerd, terwijl CRS van graad 2 of lager vaker voorkwam bij de patiënten die DL1 hadden gekregen. In de DL2-groep moest 33% van de patiënten behandeld worden voor immune effector cell-associated HLH-like syndrome (IEC-HS) versus 7% van de patiënten in de DL1-groep. In de DL2-groep overleed één patiënt door sepsis op dag 40 en kregen twee patiënten myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie zonder aanwijzingen voor een LBCL-recidief”, aldus Matthew Frank.
Werkzaamheid
In de totale populatie was CAR22 geassocieerd met een objectief responspercentage (ORR) van 68% en een CR bij 53% van de patiënten. Frank: “De OS en responsduur waren vergelijkbaar tussen de DL1- en DL2-groep. Van de twintig patiënten met een CR kregen zeventien patiënten nooit een recidief. Omdat de werkzaamheid van beide doseringen vergelijkbaar was, maar de toxiciteit van DL2 hoger dan van DL1, is DL1 de RP2D. Na een mediane follow-up van 21,2 maanden was in de DL1-groep de mediane OS niet bereikt.” De mediane progressievrij overleving was 3,0 maanden met DL1 en 2,6 maanden met DL2. Verder bleek de hoeveelheid CAR-T-cellen in het perifere bloed te correleren met de ORR en de incidentie van bijwerkingen, zoals CRS en IEC-HS.
Referenties
1. Abramson JS, et al. Lancet 2020;396:839-52.
2. Spiegel JY, et al. Blood 2021;137:1832-5.
3. Shah NN, et al. J Clin Oncol 2020;38:1938-50.
4. Frank MJ, et al. EHA 2023: abstr S230.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer