Tijdens EHA 2021 Virtual bleek uit de presentatie van prof. dr. Pier Luigi Zinzani (Bologna, Italië) over de fase 3-CHRONOS-studie dat bij patiënten met recidief indolent non-hodgkinlymfoom de toevoeging van de PIK3-remmer copanlisib aan rituximab geassocieerd is met een verbeterde werkzaamheid, waaronder de progressievrije overleving.1 De toevoeging van copanlisib resulteerde weliswaar in meer toxiciteit, maar deze was over het algemeen van korte duur en hanteerbaar.
Rituximabmonotherapie is een standaardbehandeling voor patiënten met recidief indolent non-hodgkinlymfoom (iNHL) die een duurzame remissie hadden op eerdere rituximabhoudende therapie én voor iNHL-patiënten die niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Omdat de respons op rituximab regelmatig van korte duur of afwezig is, is er behoefte aan veilige therapieën met een grotere werkzaamheid.
Copanlisib is een potente en selectieve PI3K-remmer geregistreerd als monotherapie bij patiënten met recidief folliculair lymfoom. In de gerandomiseerde fase 3-CHRONOS-3-studie werd de uitkomst van rituximab plus copanlisib dan wel placebo onderzocht bij patiënten met gerecidiveerd iNHL. De primaire uitkomstmaat was de progressievrije overleving (PFS). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere het objectieve responspercentage (ORR), de toxiciteit en de tijd tot patiëntgerapporteerde verslechtering. De huidige analyse betrof de primaire studieresultaten.
Verbeterde PFS
Na een mediane follow-up van 19,2 maanden bleek de toevoeging van copanlisib aan rituximab geassocieerd met een significante en klinisch relevante verbetering van de PFS. “De mediane PFS was 21,5 maanden in de copanlisibarm versus 13,8 maanden in de placeboarm (HR 0,52; 95% BI 0,39-0,69; p<0,0001). Dit PFS-voordeel van copanlisib plus rituximab werd gevonden bij alle vooraf gespecificeerde subgroepen, waaronder die op basis van histologie, aantal eerder systemische therapieën en leeftijd. Daarnaast was de onafhankelijk bepaalde ORR significant beter in de copanlisibarm: 81% versus 48% (p<0,0001). In deze armen was het percentage complete respons (CR) respectievelijk 34% versus 15%.
Verder waren de ORR en het CR-percentage na behandeling met copanlisib plus rituximab versus placebo plus rituximab significant verhoogd in alle histologische subgroepen, waaronder folliculair lymfoom (p<0,0001) en mantelcellymfoom (p=0,0006).
Patiënt reported outcomes lieten geen significant verschil zien in de tijd tot verslechtering dan wel verbetering in ziektegerelateerde fysieke symptomen”, aldus Pier Luigi Zinzani.
Behandelingsgerelateerde graad 3- of 4-bijwerkingen kwamen voor bij respectievelijk 53,4% en 35,8% van de patiënten in de copanlisibarm en 43,2% en 13,0% van de patiënten in de placeboarm. Zinzani: “De meest voorkomende behandelingsgerelateerde bijwerkingen van elke graad waren hyperglykemie (69,4% in de copanlisibarm versus 23,3% in de placeboarm) en hypertensie (49,2% versus 19,2%). Deze bijwerkingen waren over het algemeen van korte duur en hanteerbaar.”
Referentie
1. Zinzani PL, et al. EHA 2021: abstr S211.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer