Een consolidatiebehandeling met venetoclax, zowel met standaard twaalf cycli als op geleide van minimale restziekte (MRD)-negativiteit, geeft een ondetecteerbare MRD en geen progressieve ziekte bij meer dan 50% van de patiënten met chronische lymfatische leukemie.1 Dit blijkt uit de resultaten van de HOVON-139/GiVe-studie. Dr. Mark-David Levin (Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht) presenteerde de analyse van de primaire uitkomstmaat van deze studie tijdens de EHA 2021 Virtual.
“Bij chronische lymfatische leukemie (CLL) zorgt een behandeling met venetoclax plus obinutuzumab in zowel de eerste behandellijn als bij patiënten met een recidief of refractaire ziekte voor hoge percentages ondetecteerbare minimale restziekte (uMRD)”, zei Mark-David Levin aan het begin van zijn presentatie. “Een volgende stap is mogelijk een meer op maat gemaakte benadering, op geleide van de MRD.” Dit is onderzocht in de gerandomiseerde fase 2-HOVON-139/GiVe-studie.2 Niet-progressieve CLL-patiënten die niet in aanmerking kwamen voor een eerstelijnsbehandeling met fludarabine-cyclofosfamide-rituximab (FCR) konden deelnemen aan deze studie. Na een inductiebehandeling met obinutuzumab + venetoclax (O-Ven) ontvingen zij een consolidatiebehandeling met twaalf cycli venetoclax of een op MRD geleide behandeling. Levin presenteerde de resultaten van de analyse van de primaire uitkomstmaat: uMRD in het beenmerg zonder progressie na maximaal 24 cycli venetoclax.
Pre-inductietherapie
De behandeling bestond uit vier fases. Om het risico op het tumorlysissyndroom (TLS) te verminderen, ontvingen patiënten allereerst pre-inductietherapie met twee cycli obinutuzumab. Daarop volgde de inductiebehandeling met zes cycli O-Ven, gevolgd door zes cycli venetoclax. De patiënten werden daarna 1:1 gerandomiseerd naar een onderhoudsbehandeling met venetoclaxmonotherapie, ongeacht de MRD, gedurende twaalf cycli (arm A) of een behandeling met venetoclax op geleide van de MRD (arm B). Bij de patiënten in arm B werd venetoclax gestopt wanneer zij MRD-negativiteit bereikten. In totaal werden zeventig patiënten geïncludeerd.
Zeer goede ORR
“Na de twee cycli met obinutuzumab was er bij de meeste patiënten sprake van een laag risico op TLS”, zei Levin. De daaropvolgende inductiebehandeling leidde bij 32% van de patiënten tot een complete remissie en bij 65% tot een partiële remissie. “Bij bijna 80% van de patiënten was er sprake van uMRD in het beenmerg.”
Vervolgens besprak Levin de primaire uitkomstmaat. In arm A was er bij 59% van de patiënten na de consolidatiebehandeling sprake van uMRD zonder progressie. In arm B was dit bij 56% van de patiënten het geval. Het objectieve responspercentage (ORR) was zeer goed in beide armen (respectievelijk 88% en 96%), aldus Levin. Hij keek vervolgens specifiek naar MRD-negativiteit in het beenmerg. In arm A was er na randomisatie sprake van MRD-negativiteit in het beenmerg bij 84% van de patiënten. Na de additionele twaalf cycli venetoclax was dit bij 60% van de patiënten het geval. In arm B was 87% MRD-negatief in het beenmerg na randomisatie en was dit bij 57% van de patiënten het geval aan het eind van de follow-up. In arm A traden meer bijwerkingen van graad 2 en 3 op, voornamelijk (pulmonale) infecties.
Levin concludeerde dat pre-inductie met obinutuzumab het risico op TLS bij een groot deel van de patiënten doet afnemen. Tevens blijkt O-Ven een zeer effectieve eerstelijnsbehandeling voor CLL-patiënten die niet in aanmerking komen voor FCR. Consolidatie met venetoclax, zowel de standaard twaalf cycli als de op MRD geleide behandeling, laten een hoge werkzaamheid zien en beide behandelopties rechtvaardigen verder onderzoek, aldus Levin.
Referenties
1. Levin MD, et al. EHA 2021; abstr S149.
2. HOVON HO139 CLL. Te raadplegen via https://hovon.nl/en/trials/ho139
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 2