Bij kankerpatiënten die geen behandelopties meer hebben, kunnen met behulp van whole genome sequencing specifieke genetische afwijkingen worden opgespoord, waartegen doelgerichte middelen beschikbaar zijn die effectief zijn gebleken bij andere soorten kanker. Tijdens het ESMO 2017-congres presenteerde prof. dr. Emile Voest (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) de eerste resultaten van de Nederlandse DRUP-studie, die laten zien dat deze benadering haalbaar is en patiënten kan identificeren die mogelijk profiteren van bestaande middelen buiten de geregistreerde indicatie.
Het Centre for Personalized Cancer Treatment (CPCT), waarbij meer dan veertig Nederlandse ziekenhuizen zijn aangesloten, verzamelt sinds 2010 biopten van gemetastaseerde tumoren die worden geanalyseerd met behulp van whole genome sequencing. Inmiddels bevat deze database materiaal van meer dan 2.000 mensen met allerlei soorten kanker. “Wat ons opviel is dat we genetische afwijkingen vonden in tumorsoorten waarin we daar nooit naar gezocht hadden”, vertelde Emile Voest.* “Dus vroegen we ons af of we deze patiënten doelgerichte middelen konden bieden die al op de plank liggen en zijn goedgekeurd.” Dat vormde de basis voor de Drug Rediscovery Protocol (DRUP)-studie van het CPCT.
Het doel van de studie is om patiënten met mogelijk voor therapie vatbare genetische afwijkingen toegang te bieden tot commercieel beschikbare doelgerichte middelen, en de effectiviteit en toxiciteit te evalueren in deze kleine populaties. Volwassen patiënten met een solide tumor, glioblastoom, lymfoom of multipel myeloom, die geen standaardbehandelopties meer beschikbaar hebben, komen in aanmerking voor de studie.
De patiënten worden geïncludeerd in meerdere parallelle cohorten, elk gedefinieerd door één tumortype, één tumorprofiel en één behandeling. De onderzoekers kozen daarvoor omdat niet alleen de genetische afwijking, maar ook het weefseltype belangrijk is voor de werking van doelgerichte therapie. “We wilden niet iets missen door alle tumorsoorten op één hoop te gooien”, zei Voest. Is er bij acht patiënten geen respons, dan wordt het cohort gestopt. Vertoont ten minste een van de acht patiënten een respons, dan wordt het cohort uitgebreid tot 24 patiënten. Alle resultaten, ook negatieve, worden openbaar gemaakt.
Momenteel doen 23 ziekenhuizen mee aan de studie, en zijn negentien middelen beschikbaar gesteld door tien farmaceutische bedrijven. Van de 220 patiënten die sinds september 2016 zijn voorgelegd aan de DRUP-onderzoekers, hebben 65 een behandeling ontvangen binnen deze studie. Op dit moment zijn er 22 cohorten, waarvan er zes worden uitgebreid. De onderzoekers zagen een klinisch voordeel bij 37% van de eerste 45 patiënten: twee vertoonden een complete respons, acht hadden een gedeeltelijke respons en bij zeven patiënten was de ziekte stabiel. “Het gaat om kleine aantallen in een fase 1-setting, maar we zijn erg enthousiast over deze resultaten”, zei Voest. Als voorbeeld noemde hij een patiënt met niet-kleincellig longcarcinoom, die een mutatie in MEK2 bleek te hebben en tijdelijk goed reageerde op een MEK-remmer. “Op deze manier kan ons programma de ontwikkeling van en toegang tot medicijnen versnellen.”
De onderzoekers hebben hun protocol gedeeld met onder andere de Verenigde Staten, Canada en Zweden, waar momenteel soortgelijke studies worden opgezet. In de toekomst willen ze hun studie uitbreiden met pediatrische patiënten en meer medicijnen.
* Het DRUP-team staat onder leiding van hoofdonderzoekers van de studie prof. dr. Henk Verheul (VUmc, Amsterdam), prof. dr. Hans Gelderblom (Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden) en prof. dr. Emile Voest, met als studiecoördinatoren Daphne van der Velden, Louisa Hoes en Hanneke van der Wijngaart.
Referentie
1. Van der Velden D, et al. ESMO 2017; abstr LBA59_PR.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 6