Op het 4e Verpleegkundig Specialisten Oncologie Voorjaarssymposium discussieerden Riet van Dommelen, opleidingsmanager Master ANP aan de Hogeschool Utrecht, Hella Bosch, verpleegkundig specialist in het Máxima Medisch Centrum te Eindhoven en Jacqueline Walvoort, RVE-manager in Isala te Zwolle over de positie van verpleegkundig specialisten in de organisatie. Erik van Muilekom, verpleegkundig specialist in het Antoni van Leeuwenhoek te Amsterdam, leidde het gesprek.
Bosch vertelde hoe het er in het Máxima Medisch Centrum voorstaat: “Ons centrum heeft een visie ontwikkeld naar aanleiding van het IGZ-rapport over verbetering van de ketenzorg in de oncologie. Deze visie is gebaseerd op een maximale taakherschikking, kostenefficiëntie en integraal casemanagement. Het bestuur van het oncologisch centrum is unaniem tot het oordeel gekomen dat de casemanager een verpleegkundig specialist moet zijn. Sindsdien wordt er gewerkt aan de profilering van de verpleegkundig specialist.” Deze unanieme beslissing is niet overhaast tot stand gekomen. “Als verpleegkundig specialisten moesten we eerst het vertrouwen van de medisch specialisten winnen. Daarnaast is het belangrijk om taken vast te leggen.” In het Máxima Medisch Centrum lijkt de positie van de verpleegkundig specialist dus goed geborgd.
In Isala kampen ze met een probleem dat de continuïteit van de inzet van verpleegkundig specialisten moeilijk maakt. Walvoort: “Wij krijgen drie vacatures voor verpleegkundig specialisten, waarvan één voor de oncologie, niet ingevuld. Het is nu niet duidelijk wat er met deze functie gaat gebeuren. Misschien komt er een arts voor in de plaats of een verpleegkundige? Daardoor is de rol van de verpleegkundig specialist op de afdeling Longverpleegkunde onzeker geworden. Wat verder volgens Walvoort ook speelt is dat de levensverwachting van patiënten met longcarcinoom kort is. “Artsen zijn bang dat als de patiënt overgaat naar de verpleegkundig specialist, hij of zij uit beeld verdwijnt. Ze willen hun patiënt wel kunnen volgen”, aldus Walvoort.
Kwaliteit
“Is een verpleegkundig specialist dan zomaar vervangbaar?” vraagt Van Muilekom, ingaand op de onopgevulde vacature bij Isala. Van Dommelen: “Het is wel belangrijk dat je aan taakherschikking bent verbonden, anders ben je vervangbaar door een oncologieverpleegkundige. Maar als je te veel op een dokter gaat lijken, ben je ook niet nodig. Zoek dus de niche.” Volgens haar zit de kern in een hogere of betere kwaliteit van zorg bij gelijkblijvende kosten. Walvoort: “De verpleegkundig specialist zorgt inderdaad voor een hogere kwaliteit van zorg. Daar waar een arts technisch is in de benadering van de patiënt, kan de verpleegkundig specialist het gesprek met de patiënt voeren.” Ook Bosch gaat voor kwaliteit: “Onze meerwaarde zit in een daadwerkelijke verbetering van kwaliteit en continuïteit van zorg. Dat moeten we uitstralen en aantonen.” Dat aantonen is echter nog niet zo gemakkelijk, zo blijkt uit reacties uit de zaal. “Dus moeten jullie onderzoeken hoe je duidelijk kunt maken dat kwaliteit geld oplevert”, merkt Walvoort op.
Regie op beroepsniveau
“Het lijkt er op dat momenteel een verpleegkundig specialist een medisch specialist nodig heeft om de functie te laten bloeien”, stelt Van Muilekom. Vanuit de zaal komt de reactie: “Ik denk dat we niet zozeer de medisch specialist nodig hebben, maar de patiënt.” Van Muilekom reageert daarop: “De patiëntenverenigingen hebben vaak contact met medisch specialisten of hun beroepsverenigingen. Maar waar is de verpleegkundig specialist?” Bosch: “Het is tijd om de aandacht te verleggen van het vertrouwen winnen van de medisch specialisten in de eigen organisatie naar een landelijke beroepsontwikkeling.” Van Dommelen vult aan: “Verpleegkundig specialisten moeten daar zelf de regie in nemen en met andere partijen om de tafel gaan zitten.” Wellicht dat patiëntenverenigingen dan ook tot die partijen behoren.
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 3