Lymfeklieren bestralen of verwijderen? Eerst radiotherapie en dan een borstreconstructie of andersom? Kunnen biologische kenmerken voorspellen welke patiënten radiosensitief zijn en is biologisch gedreven radiotherapie mogelijk? Deze vraagstukken waren onderwerp van discussie in een speciale sessie tijdens het 10e EBCC in Amsterdam.
“In Europa, maar ook daarbuiten, is de trend om lymfeklieren te bestralen in plaats van operatief te verwijderen. Dit geeft goede tumorcontrole, maar minder bijwerkingen, vooral minder lymfoedeem en andere symptomen die verband houden met chirurgie”, aldus sessievoorzitter dr. Nicola Russell (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam).
Recente radiotherapiestudies laten zien dat regionale bestraling na mastectomie de ziektevrije overleving na tien jaar verbetert, voornamelijk doordat metastasen op afstand zich minder vaak ontwikkelen. Ook de borstkankerspecifieke overleving verbeterde significant. Na tien jaar waren de late effecten beperkt en meestal voorbijgaand, en leidden niet tot verhoogde sterfte.
Het effect van regionale radiotherapie is sterker bij laagrisicopatiënten of bij hoogrisicopatiënten die een effectieve systemische behandeling hebben ontvangen. Regionale bestraling gaat geen competitie, maar juist een interactie aan met chirurgische en systemische behandelingen, aldus prof. dr. Philip Poortmans (Radboudumc, Nijmegen).
Timing reconstructie
De combinatie van radiotherapie en borstreconstructie geeft een hogere kans op complicaties zoals necrose en atrofie bij autologe reconstructies, en kapselvorming en infectie bij het gebruik van implantaten. Uit onderzoek naar de optimale timing bleek dat een reconstructie met implantaten voorafgaand aan bestraling minder complicaties gaf, vertelde dr. Conny Vrieling (Clinique des Grangettes, Genève, Zwitserland). Autologe reconstructies gaven de beste resultaten wanneer ze na radiotherapie werden uitgevoerd.
Communicatie is essentieel, benadrukte Vrieling. Zeven van de tien vrouwen weten niet welke mogelijkheden ze hebben voor borstreconstructies.
Biologische kenmerken
Prof. dr. Lori Pierce (University of Michigan, Verenigde Staten) besprak de mogelijkheden voor biologisch gedreven radiotherapie. Zo kunnen PARP-remmers ervoor zorgen dat cellen gevoelig worden voor straling. Tests op basis van genexpressieprofielen kunnen mogelijk bijdragen aan het voorspellen van locoregionale recidieven en radiosensitiviteit.
“Met nieuwe systemische behandelingen is de kans op overleving en tumorcontrole beter dan hij was. De vraag is dus of radiotherapie nog steeds voordeel biedt. Men wil nu proberen om op basis van biologische kenmerken te identificeren welke subgroepen van patiënten nog wel een voordeel van bestraling hebben, doordat zij een hoger risico hebben om een recidief te krijgen (prognostische informatie) en/of een tumor die gevoelig is voor radiotherapie (predictieve informatie). Zo kan bestraling veilig weggelaten worden bij patiënten met een laag risico en toegepast worden als er een hoger risico wordt ingeschat op basis van biologische kenmerken en niet alleen de klassieke, klinische kenmerken. Dit is zeker de richting die we in moeten gaan in de toekomst, met meer geïndividualiseerde behandelbeslissingen”, aldus sessievoorzitter Russell.
Relatief weinig is bekend van de biologie van ductaal carcinoom in situ (DCIS) en de optimale behandeling. Bestraling verkleint het risico op lokale recidieven, ook bij patiënten met laagrisico-DCIS, zo vertelde dr. Boon Chua (Peter MacCallum Cancer Centre, Melbourne, Australië). De Oncotype DX DCIS-score kan helpen bij het identificeren van laagrisicopatiënten met wie de optie van veilig weggelaten van de bestraling besproken kan worden.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 3