Tijdens het 5D’s 2e Multidisciplinair Gastro-intestinaal Oncologie Congres presenteerde prof. dr. Sheila Krishnadath (Academisch Medisch Centrum, Amsterdam) een verbeterde risicostratificatie voor patiënten met barrettslokdarm. Prof. dr. Marco Bruno (Erasmus MC, Rotterdam) besprak de eerste stappen op weg naar screening op pancreascarcinoom.
Vanwege hun verhoogde risico op het ontwikkelen van een slokdarmadenoom krijgen mensen met een barrettslokdarm het advies regelmatig een endoscopisch controleonderzoek te laten uitvoeren. De frequentie van die controles is afhankelijk van de mate van dysplasie in de slokdarm. Bij het overgrote deel van de mensen met een barrettslokdarm (90 tot 95%) is er (nog) geen sprake van dysplasie. Hun risico op het ontwikkelen van een slokdarmadenoom is laag (minder dan 1%) en zij krijgen eens in de twee of drie jaar een controleonderzoek. In de meeste gevallen is dat onderzoek geen aanleiding tot therapeutisch ingrijpen of het verhogen van de controlefrequentie. Dit leidde tot de vraag of het mogelijk is de risicostratificatie bij mensen met non-dysplasie in een barrettslokdarm (NDBE) zodanig te verbeteren dat enerzijds minder mensen een endoscopie ondergaan waarbij niets nieuws gevonden wordt, terwijl anderzijds het ontstaan van hooggradige dysplasie of een adenocarcinoom niet wordt gemist.
Klonale diversiteit
Dat kan op twee manieren, liet Krishnadath in haar lezing zien. Bij de eerste methode maakt men gebruik van de aanwezigheid van chromosomale afwijkingen (p16-verlies, extra myc en aneuploïdie) in de aangedane slokdarmcellen, in combinatie met de uitgebreidheid van de laesie en de leeftijd van de patiënt. Op basis van deze parameters is het mogelijk een algoritme op te stellen waarmee men NDBE-patiënten identificeert die werkelijk een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van een adenocarcinoom, demonstreerde Krishnadath op basis van gegevens van 428 patiënten.
Bij de tweede methode voor risicostratificatie maakt men gebruik van klonale diversiteit onder de afwijkende cellen. “Hoe meer verschillende genetische celklonen al in het begin aanwezig zijn in de laesie, des te groter is de kans dat deze in de komende jaren progressie zal vertonen naar een ernstiger stadium”, liet Krishnadath zien. De klonale diversiteit blijkt bovendien stabiel in de tijd. “Het type klonen in de laesie verandert wel, maar het aantal klonen verandert nauwelijks. Je kunt dus stellen dat het risico op progressie al vanaf het begin vastligt. Dit ‘born to be bad’-concept biedt een aanknopingspunt voor vroege detectie van patiënten met barrettslokdarm met een hoog risico op het ontwikkelen van een adenocarcinoom.” Onlangs is een artikel over dit onderzoek geaccepteerd voor publicatie in Nature Communications.
Pancreascarcinoom
Zover is het bij het pancreascarcinoom nog niet, bleek uit de voordracht van Bruno. De behoefte aan screening op pancreascarcinoom komt onder andere voort uit de nog steeds lage overlevingskansen bij deze aandoening. “Pancreasneoplasie in een vroeg stadium is mogelijk wel goed behandelbaar, maar vanwege de lage incidentie van deze vorm van kanker is landelijke screening hiernaar geen optie. Erfelijkheid en diverse genmutaties spelen echter een rol bij het ontstaan van pancreascarcinoom. Dat biedt een mogelijkheid om op basis hiervan mensen te selecteren met een verhoogde kans op de aanwezigheid van een voorloperstadium van pancreascarcinoom. Bovendien duurt het tien tot vijftien jaar voordat het voorstadium is ontaard in een levensbedreigende tumor.”
In Nederland vindt sinds enige jaren een prospectieve studie plaats naar het nut van zo’n screening. Hieraan doen mensen mee die op basis van het voorkomen van pancreascarcinoom in de familie of dragerschap van bepaalde mutaties een tienvoudig (of meer) verhoogd risico hebben op de ontwikkeling van pancreascarcinoom. Aan de hand van MRI of EUS (endoscopische ultrasonografie) wordt hun pancreas op gezette tijden gecontroleerd op de aanwezigheid van laesies, legde Bruno uit. “We staan echter pas aan het begin van deze ontwikkeling en er is nog niet bewezen dat screening zinvol is”, vatte hij de huidige stand van zaken samen.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 2