Patiënten met hematologische maligniteiten vormen op de intensivecare-unit een kwetsbare groep. Er bestaat ook onduidelijkheid over de prognostische factoren die de overleving van deze patiënten kunnen voorspellen. Op het Dutch Hematology Congress presenteerde hematoloog i.o. dr. Eduard van Beers (Academisch Medisch Centrum, Amsterdam) resultaten die suggereren dat de combinatie van neutropenie en positieve bloedkweken significant gecorreleerd is met een slechte prognose.
Het nut van opname van patiënten met een hematologische maligniteit op de intensivecare-unit (ICU) staat niet zelden ter discussie. Waar eerder ongecontroleerde studies een verbeterde overleving van deze patiëntengroep lieten zien, constateerde recentelijk een gecontroleerde studie juist een relatief slechte prognose.1 Volgens Van Beers hebben artsen en verpleegkundigen over het algemeen ook een vrij negatieve perceptie van het belang van de ICU voor patiënten met een hematologische maligniteit.
Cohortstudie
Het doel van de studie van Van Beers en collegae was dan ook om de overleving van ICU-patiënten met een hematologische maligniteit te bepalen en tevens nieuwe prognostische markers te karakteriseren.2 De studie werd opgezet als een cohortstudie in het kader van de Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE). ICU-gerelateerde resultaten werden verkregen uit de database van NICE. Tevens werden op basis van diagnosegegevens uit het DBC Informatie Systeem additionele patiënten geïdentificeerd. Van elke geïncludeerde patiënt werd de hematologische diagnose, remissie-, behandel-, en transplantatiestatus, en datum van overlijden gecontroleerd en aan de database toegevoegd middels case report forms.. Microbiologische uitslagen werden gebruikt om de prognostische waarde van positieve bloedkweken ten tijde van de ICU-opname te bepalen.
Voorspellende waarde
In totaal werden de gegevens van 233 ICU-patiënten met een hematologische maligniteit, voornamelijk AML en non- hodgkinlymfoom, en een gemiddelde leeftijd van 60 jaar geanalyseerd. De overleving van de totale groep na 28 dagen, de periode waarin relatief de meeste patiënten op de ICU overlijden, was 38%. Volgens Van Beers een percentage niet significant anders dan dat van patiënten met ernstige sepsis. Verdere analyse toonde onder andere aan dat er geen significante correlatie was tussen enerzijds de totale overleving en anderzijds het soort maligniteit, remissiestatus of eventuele behandeling met chemotherapie of stamceltransplantatie.
Wel moet opgemerkt worden dat voor een aantal van deze analyses de groepen vrij klein waren. Van groter belang was de gezondheidstoestand van de patiënten op het moment van opname op de ICU. Zo hadden bijvoorbeeld de scores bepaald met behulp van de APACHE-II- en SAPS-systemen wel een onafhankelijk voorspellende waarde ten aanzien van de overleving. “Orgaanfalen is een prognostische marker voor overleving van deze patiëntengroep”, aldus Van Beers. De belangrijkste constatering van Van Beers en collegae was dat, hoewel neutropenie en positieve bloedkweken ieder op zich geen prognostische waarde hadden, de combinatie van deze factoren dat wel had. “Als een patiënt zowel neutropenisch was én een positieve bloedkweek had, was dat gecorreleerd met een veel slechtere prognose vergeleken met dat van de andere patiënten”, concludeerde Van Beers.
Tijdens de discussie gaf Van Beers aan dat vervolganalyses ten aanzien van de overleving waarschijnlijk nog volgen. Deze zullen betrekking hebben op het verschil tussen niet-invasieve beademing en mechanische ventilatie, en behandeling met antibiotica.
Referenties
1. Hill QA, et al. Leuk Lymphoma 2012;53:282-8.
2. Van Beers EJ, et al. DHC 2014 (abstr).
Dr. R. van der Voort, wetenschapscorrespondent
Oncologie Up-to-date 2014 vol 5 nummer 2