De behandeling van kanker kan invloed hebben op het brein. Dr. Michiel de Ruiter, cognitief neurowetenschapper aan het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam, besprak tijdens het 5e Voorjaarssymposium Verpleegkundig Specialisten Oncologie onderzoek naar cognitieve problemen na borstkankerbehandeling.
“Bij cognitieve schade krijgen mensen problemen met mentale capaciteiten, zoals geheugen, concentratie en verwerkingssnelheid”, vertelt Michiel de Ruiter. “Dat kunnen cognitieve problemen of klachten zijn. Cognitieve klachten zijn te meten door vragen te stellen aan de patiënt of de partner. De cognitieve problemen zijn te meten met neuropsychologisch onderzoek. De patiënt doet dan allerlei gestandaardiseerde testjes en puzzeltjes. Cognitieve problemen en klachten zijn niet hetzelfde. Wat we in tests meten, komt niet altijd overeen met de zelfrapportage van de patiënt.”
Beperkt maar belemmerend
De Ruiter focust op cognitieve problemen na chemotherapie bij patiënten met borstkanker. “Deze patiënten hebben na een behandeling vaak klachten, zoals slechter kunnen leren en dingen onthouden, minder goed kunnen plannen en informatie langzamer verwerken. De klachten zijn in het algemeen niet extreem, maar kunnen desalniettemin invaliderend zijn voor het dagelijks leven.” Lang niet alle patiënten met borstkanker krijgen na chemotherapie last van een zogenoemd chemobrein. “In studies varieert dat tussen de 10 tot 70%, maar de problemen worden vaak nog lang na de behandeling waargenomen. In studies van het Antoni van Leeuwenhoek gaat het om maximaal 30%”, zegt De Ruiter.
Risicofactoren
Voor het ontstaan van cognitieve problemen na chemotherapie bestaan verschillende risicofactoren. De Ruiter: “De dosis van de cytostatica lijkt belangrijk te zijn. Bij behandeling met hooggedoseerde carboplatine-thiotepa-cyclofosfamide (CTC) worden bijvoorbeeld relatief vaak cognitieve problemen gezien. Daarnaast is het type cytostaticum belangrijk. Bereikt dit relatief makkelijk het brein, zoals methotrexaat, dan kan het direct het cognitieve functioneren beïnvloeden. Maar er zijn ook aanwijzingen dat chemo indirect voor cognitieve problemen kan zorgen zonder dat het middel makkelijk het brein bereikt. Ook toevoeging van een antihormoonbehandeling aan de chemotherapie kan een bijdrage leveren aan het ontstaan van cognitieve problemen. Verder zijn hogere leeftijd, beperkte cognitieve reserve, vasculaire problemen en genetische achtergrond mogelijke risicofactoren.”
Beeldvorming en oorzaken
De cognitieve problemen blijken gerelateerd te zijn aan zichtbare veranderingen in de hersenen. De Ruiter beschrijft een studie waarin drie groepen in de tijd zijn gevolgd: gezonde controlepersonen, patiënten die chemo- en antihormonale therapie kregen en niet-systemisch behandelde patiënten. 16% van de behandelde patiënten ging cognitief achteruit tegenover 5% in de andere twee groepen. Op MRI-scans van de behandelde patiënten bleken de hersenen over de tijd actiever te zijn dan bij de andere personen. De Ruiter: “Tijdens het uitvoeren van een neuropsychologisch testje waren ze hyperactief. Kennelijk moeten ze harder werken om hetzelfde voor elkaar te krijgen.” De onderzoekers zagen in een ander onderzoek bij borstkankerpatiënten dat de kwaliteit van de zenuwbanen duidelijk minder was na hoge doses chemotherapie dan na lage doses.
De oorzaak van de cognitieve schade zit mogelijk in het remmen van de aanmaak van nieuwe hersencellen (neurogenese) en/of van delende cellen in de witte stof (myeline) die zenuwbanen beschermt. Daarnaast hebben vaatschade en ontstekingsprocessen een negatief effect op de hersenen.
Interventies
Als bewezen interventie noemt De Ruiter cognitieve revalidatie. “Mensen leren dan omgaan met hun beperkingen door herinneringsbriefjes of een agenda te gebruiken en door spullen op een vaste plek te leggen. Daarnaast helpt de revalidatie om beter te leren concentreren, visualiseren en associëren.” Fluoxetine, memantine en metformine worden momenteel onderzocht als medicamenteuze interventie. Deze stoffen zouden onder andere de neurogenese kunnen bevorderen.
De Ruiter sluit af met: “De waarde van chemotherapie en andere behandelingen is overduidelijk, maar een goede voorlichting over bijwerkingen van deze behandelingen is echt noodzakelijk. De patiënt heeft er ook recht op.”
Dr. Marijke van Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 3