‘Het moet en kan beter, anders lopen we vast’, luidt het motto van het door veertien partijen ondertekende Integraal Zorgakkoord (IZA). Het 20e Bossche Mamma Congres (13-14 juni jl.) verkende in de sessie ‘Borstkankerzorg in IZA-tijden’ vanuit vier invalshoeken - overheid, zorgverzekeraars, werkvloer en patiëntenvereniging - de betekenis van het IZA voor de borstkankerzorg.
Als eerste voert minister Connie Helder namens de overheid het woord. Ondanks eerdere toezeggingen lukt het haar niet persoonlijk aanwezig te zijn bij het congres. Zij spreekt de aanwezigen toe via een videoboodschap. Daarin somt de minister kort de belangrijkste uitdagingen voor de borstkankerzorg op: meer patiënten, nieuwe diagnoses, meer vraag naar nazorg en minder mensen om de zorg te leveren. “In het IZA zetten we samen met tal van partijen stappen om de zorg in Nederland toekomstbestendig te maken. Met meer samenwerken, keuzes maken en meer maatwerk leveren. Soms ook samen met de patiënt besluiten een behandeling niet te doen. En als het kan digitale zorg leveren en/of de zorg naar huis verplaatsen. Hoog-specialistische zorg willen we zoveel mogelijk concentreren. Bij al deze veranderingen hebben wij uw hulp hard nodig. Zo zorgen we samen voor de beste en meest passende zorg voor mensen in een kwetsbare fase van hun leven.”
Regioplannen
Hierna schetst Peter Langenbach, directeur Zorginkoop van Zilveren Kruis, de invalshoek van de zorgverzekeraars. Ook hij wijst op de dreiging van de overbelaste zorg bij het voortzetten van de huidige praktijk. “Een deel van de oplossing van dit probleem is de kraan dichtdraaien. Oftewel, werken aan een gezondere samenleving.” Dat betekent volgens Langenbach onder andere dat er meer aandacht moet zijn voor preventie. “Ook als zorgverzekeraar proberen wij hieraan bij te dragen. Zowel aan preventie op fysiek en mentaal gebied als - samen met gemeenten - via het verbeteren van welzijn en zelfredzaamheid.” Is er toch zorg nodig, dan zal die zowel moeten komen van de informele kant (mantelzorg) als de professionele kant.
“Bij dat laatste is het de taak van de zorgverzekeraars de toegang, de kwaliteit en de betaalbaarheid van die zorg te garanderen. Dat doen we door passende, waardegedreven zorg in te kopen.” Passende zorg is de juiste zorg op de juiste plek. Een belangrijke afspraak in het IZA is daarom het stimuleren van de regionale samenwerking in de zorg. “In alle 31 gedefinieerde regio’s in Nederland gaan de zorgverzekeraars samen met gemeentes en zorgaanbieders nu op basis van een regiobeeld regioplannen opstellen. “Dat betekent dat we samen met de gemeentes en zorgaanbieders het lokale aanbod zo goed mogelijk gaan afstemmen op de lokale vraag. Daarbij voor ogen houdend dat we met minder mensen meer zorg moeten gaan leveren en dat die zorg per saldo goedkoper moet worden om de vergrijzing en de toename van de zorgvraag het hoofd te bieden.”
Beroepsverenigingen in the lead
Specifiek ten aanzien van de oncologische zorg stelt Langenbach dat de zorg dichtbij geleverd moet worden als het kan en verder weg als dat moet. “De beroepsverenigingen zijn in the lead bij het bepalen welke medisch specialistische zorg waar het beste gegeven kan worden.” Hij merkt op dat momenteel nog niet duidelijk is hoe de diverse oncologische netwerken die de afgelopen jaren in Nederland zijn ontwikkeld zich gaan verhouden tot de regionale netwerken die het IZA beschrijft. Sessievoorzitter oncologisch chirurg dr. Koop Bosscha (Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch) merkt naar aanleiding daarvan op dat de oncologische netwerken tot nu toe aan geen enkele beleidstafel zijn uitgenodigd. Langenbach sluit af met de opmerking dat voor een betere kwaliteit van de zorg zowel de zorgaanbieders als de zorgverzekeraars transparanter moeten worden over hun data. Dit laatste leidt tot de opmerking uit de zaal dat de ‘werkvloer’ tal van data invult, maar daar zelden feedback op krijgt die in de dagelijkse praktijk bruikbaar is. Ook wijst een van de aanwezigen in de zaal op de onmogelijkheid om EPD-gegevens tussen centra uit te wisselen; mede het gevolg van tegenwerking van de softwareleveranciers om de verschillende systemen compatibel te maken. “De in het IZA gewenste samenwerking vereist om te beginnen een betere digitalisering.”
Peanuts
Vanuit ‘de werkvloer’ legt oncologisch chirurg dr. Sanne Engelen (Maastricht UMC+) vervolgens de vinger op enkele pijnlijke punten bij de vergezichten die het IZA schetst. Ten aanzien van de toenemende vraag naar (oncologische) zorg stelt zij dat dit behalve aan de (dubbele) vergrijzing vooral toe te schrijven is aan de ongezonde leefstijl van de hedendaagse burgers. “Alleen al overgewicht is gecorreleerd aan meer dan 200 aandoeningen, waaronder dertien verschillende vormen van kanker. Zo zijn in Nederland bijvoorbeeld jaarlijks tussen 3.500 en 4.000 gevallen van borstkanker toe te schrijven aan overgewicht. Ook is overgewicht in sommige gevallen gerelateerd aan een slechtere respons van borstkanker op therapie. Vol inzetten op het stimuleren van een gezondere leefstijl is daarom essentieel om de zorgvraag te verminderen. In het IZA wordt echter slechts 195 miljoen euro structureel per jaar voor preventie begroot. Dat lijkt veel, maar het is peanuts afgezet tegen de 103 miljard euro aan totale zorguitgaven in 2023.”
Ten aanzien van het vaak besproken tekort aan personeel in de zorg merkt Engelen op dat dit niet zal afnemen als er niet iets verandert aan de werkdruk, de administratielast, het gebrek aan autonomie en de lage salariëring. “Dit zijn allemaal belangrijke redenen waarom mensen besluiten elders te gaan werken. De junior consultant die vervolgens het ziekenhuis in komt om te adviseren hoe om te gaan met de tekorten aan personeel verdient meer dan de anesthesieverpleegkundige die besluit op te stappen vanwege het lage salaris in loondienst. Om nog maar te zwijgen van de verzorgenden in Nederland, die nauwelijks meer krijgen dan het minimumloon.”
Middenmoot
Vervolgens zet Engelen vraagtekens bij de stelling in het IZA dat ‘de zorg in Nederland wat kwaliteit betreft dreigt af te zakken naar de middenmoot’. “Over welke kwaliteit hebben we het dan? Overleving? Kwaliteit van leven? En welke middenmoot? Die in Europa? Of wereldwijd? Bij borstkanker is Zweden met 89% wereldwijd lijstaanvoerder wat betreft de vijfjaarsoverleving van borstkankerpatiënten. In Nederland is dat 88%. Is dat de middenmoot? Laten we dus voorzichtig zijn in het verder centraliseren van de borstkankerzorg. Want dat kost om te beginnen veel tijd, geld en administratielast en het leidt bovendien tot een afname van algemene kennis in een deel van de centra. Dat leidt aantoonbaar tot meer intercollegiale consulten en meer morbiditeit. Volgens mij weten we voor de borstkankerzorg nu al heel goed welke patiënt op welke plaats de meest passende behandeling kan krijgen. Voor veel patiënten is dat overigens ‘gewoon’ het ziekenhuis om de hoek.”
Toegang tot medicijnen
Namens Borstkankervereniging Nederland (BVN) laat Marjolein Scholten haar licht schijnen over het IZA. Na een uitgebreide uitleg over de missie, werkwijze en de prioriteiten van de onderzoeksagenda van BVN en het feit dat BVN het niet eens is met het beperken van de toegang tot bepaalde medicijnen via de adviezen van de Commissie BOM en/of de sluis, meldt Scholten dat de BVN van mening is dat de in het IZA bepleite centralisering van zorg niet hét antwoord is voor de borstkankerzorg in Nederland. “Dat zou wel kunnen gelden voor de zeldzamere vormen van borstkanker en voor uitgezaaide borstkanker. Het is vervolgens belangrijk dat zowel zorgverleners als patiënten weten waar zij terecht kunnen met specifieke vragen. Bijvoorbeeld vragen over borstkanker tijdens de zwangerschap, een onderwerp waar de gemiddelde internist-oncoloog maar een enkele keer in zijn of haar loopbaan mee te maken krijgt.” [zie voor dit laatste ook het artikel ‘Borstkanker en zwangerschap’, red]
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 4