Locoregionale radiotherapie van de oksel en/of de supraclaviculaire fossa met 50 Gy in 25 fracties is een standaardbehandeling bij een deel van de vrouwen met een operabel, vroeg mammacarcinoom. Uit de door prof. dr. John Yarnold (Londen, Verenigd Koninkrijk) tijdens ECCO2017 gepresenteerde resultaten van een retrospectieve studie blijkt dat drie bestralingsschema’s met een totale stralingsdosis van rond de 40 Gy, maar intensere afzonderlijke fracties, geassocieerd zijn met vergelijkbare bijwerkingsprofielen.
Adjuvante radiotherapie van de oksel en/of de supraclaviculaire fossa (SCF) is een standaardbehandeling voor een deel van de patiënten met vroege borstkanker en positieve axillaire lymfeklieren. Bestraling van de gespaarde borst of de borstwand na mastectomie met 40 Gy in 15 fracties is een veilig en effectief alternatief voor de gouden standaard van 50 Gy in 25 fracties. Onduidelijk is echter of deze relatief nieuwe bestralingsmethode ook geschikt is voor de oksel en de SCF. Daarom onderzochten John Yarnold en collega’s de uitkomst van axillaire/SCF-bestraling met 40 Gy in 15 fracties als toevoeging aan de standaardbestraling van de borst of de borstwand bij geopereerde patiënten met vroege borstkanker. Hiervoor voerden zij een retrospectieve analyse uit van de late bijwerkingen bij borstkankerpatiënten in de gerandomiseerde START A- en B-studies.1,2 In de START A-studie waren patiënten gerandomiseerd naar 50 Gy in 25 fracties, of 42 Gy dan wel 39 Gy in 13 fracties. In de START B-studie waren de patiënten bestraald met 50 Gy in 25 fracties of 40 Gy in 15 fracties.
Vergelijkbare bijwerkingsprofielen
Yarnold en collega’s voerden de retrospectieve analyse uit op een totaal van 479 borstkankerpatiënten: 318 patiënten uit de START A- en 161 uit de B-studie.3 Van hen was bij 380 patiënten alleen de SCF bestraald, bij 49 patiënten de oksel en bij 50 patiënten beide gebieden. Patient reported outcome measures (PROM’s; EORTC-QLQ-BR23) waren beschikbaar van in totaal 365 patiënten. Ook deze patiënten waren bestraald in de SCF (n=321), oksel (13) of beide (31). Vijf jaar na de bestraling gaf 10% van de patiënten uit de START B-studie aan na bestraling met 50 Gy last te hebben van zwelling van de arm of hand en 12% van stijfheid van de schouder. Na 40 Gy was dit bij respectievelijk 6% en 14% van de patiënten het geval. Daarnaast bleek uit klinisch onderzoek dat tien jaar na bestraling met 50 Gy 14% en 8% van de patiënten respectievelijk lymfoedeem van de arm en stijfheid van de schouder had. Deze percentages waren respectievelijk 5% en 3% na bestraling met 40 Gy.
“Verder suggereerden de resultaten van de patiëntenenquêtes dat er geen duidelijk verschil bestond tussen de bijwerkingen van de bestralingsschema’s van de START A- en B-studies. Ook het klinisch onderzoek dat tien jaar na bestraling plaatsvond, liet zien dat bestraling met >2 Gy per fractie (42, 40 of 39 Gy in totaal) niet schadelijker was voor de patiënten dan de bestraling met fracties van 2 Gy (50 Gy in totaal). Wegens deze uitkomst is locoregionale radiotherapie met 40 Gy in 15 fracties van 2,7 Gy de standaardbehandeling in het Verenigd Koninkrijk. Bovendien onderschrijven deze resultaten het belang van de gerandomiseerde DBCG Skagen I-studie die momenteel prospectief de uitkomst evalueert van locoregionale radiotherapie met 40 Gy in 15 fracties in vergelijking met 50 Gy in 25 fracties”, aldus Yarnold.
Referenties
1. Hopwood P, et al. Lancet Oncol 2010;11:231-40.
2. Haviland JS, et al. Lancet Oncol 2013;14:1086-94.
3. Griffin C, et al. ECCO 2017: abstract 3BA.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 2