Bij patiënten met baarmoederkanker in een gevorderd stadium verkleint een behandeling met chemotherapie naast postoperatieve radiotherapie de kans op recidieven, zo vertellen prof. dr. Carien Creutzberg, radiotherapeut-oncoloog en hoogleraar Radiotherapie in het Leids Universitair Medisch Centrum, en drs. Stephanie de Boer, aios en promovendus Radiotherapie in hetzelfde ziekenhuis. In de PORTEC-studies wordt al jarenlang onderzoek gedaan naar baarmoederkanker, en onlangs zijn de resultaten van de PORTEC-3-studie gepubliceerd.
Baarmoederkanker of endometriumcarcinoom is de meest voorkomende vorm van kanker aan de vrouwelijke geslachtsorganen. De ziekte komt vooral voor bij vrouwen tussen de 55 en 80 jaar en ontstaat in de binnenste slijmvlieslaag van de baarmoeder. Nederlandse artsen doen al jarenlang onderzoek naar de behandeling van baarmoederkanker in de PORTEC-studies. “Ons doel is om beter te bepalen welke patiënten voordeel hebben van een postoperatieve behandeling”, vertelt Carien Creutzberg. Creutzberg is vanaf het begin hoofdonderzoeker van de PORTEC-trials, waarbij ze samenwerkt met artsen uit verschillende universitair medische centra.
Minder bestraling
De afgelopen jaren is de behandeling van patiënten met baarmoederkanker sterk verbeterd dankzij de resultaten van de eerste PORTEC-studies. Zo werd bij de eerste PORTEC-studie onderzocht wat de waarde is van postoperatieve radiotherapie bij baarmoederkanker in een vroeg stadium. “We zagen dat bestraling weliswaar het risico op recidieven vermindert, maar geen invloed heeft op de uiteindelijke overleving, en dat het van belang was alleen radiotherapie te geven bij risicofactoren zoals diepe invasie, slechtere differentiatiegraad en/of een hogere leeftijd. Vandaar dat tegenwoordig ruim de helft van de patiënten geen bestraling meer krijgt na de operatie”, vertelt Creutzberg.
Zo’n 30% van de patiënten met baarmoederkanker heeft intermediair-risico-baarmoederkanker, waarbij nog wél bestraling nodig is. “Aangezien bij deze patiëntengroep de meeste recidieven voorkomen in de vaginatop, vroegen wij ons af of deze vrouwen niet beter behandeld zouden kunnen worden met inwendige in plaats van uitwendige bestraling. Dat geeft minder bijwerkingen”, zegt Creutzberg. Dat was inderdaad het geval, zo bleek uit de PORTEC-2-studie. Sindsdien is inwendige bestraling de standaardbehandeling voor deze patiëntengroep.
Verhoogd risico
In de derde PORTEC-studie, waarvan onlangs de resultaten zijn gepubliceerd, gaat het om de resterende 15 à 20% van de patiënten met baarmoederkanker bij wie het risico op uitzaaiingen hoger is, legt Creutzberg uit. “Dat heeft te maken met een combinatie van diepe invasie, slecht gedifferentieerde tumorcellen (graad 3), tumorgroei in de lymfebanen rondom de tumor, een verder gevorderd stadium en/of een ongunstiger celtype.”
Terwijl de eerdere PORTEC-studies Nederlandse multicenterstudies waren, is PORTEC-3 een internationale studie geworden. “Omdat dit gaat om een zeldzamere vorm van baarmoederkanker was het niet mogelijk om deze studie binnen Nederland te doen”, vertelt Stephanie de Boer, die de data van het PORTEC-3-onderzoek heeft geanalyseerd en eerste auteur is van de publicatie. Naast Nederlandse ziekenhuizen deden ook medische centra in het Verenigd Koninkrijk, Australië, Nieuw-Zeeland, Italië, Canada en Frankrijk mee. Tussen 2006 en 2013 werden hier 660 patiënten met hoog-risico-baarmoederkanker behandeld. Alle patiënten kregen na de operatie uitwendige radiotherapie. De helft van de patiënten kreeg daarnaast chemotherapie. Het ging om een behandeling met cisplatine tijdens de bestraling en aansluitend een combinatie van carboplatine en paclitaxel. Creutzberg verklaart: “Dit hebben we gekozen op basis van een eerdere Amerikaanse studie. Van cisplatine is bekend dat dit tumorcellen gevoeliger maakt voor bestraling. Carboplatine en paclitaxel worden vaker gebruikt voor de behandeling van patiënten met uitzaaiingen van baarmoederkanker en eierstokkanker.”
Significante verschillen
De Boer en haar collega’s publiceerden de resultaten van de PORTEC-3-studie onlangs in The Lancet Oncology.1 Ze vertelt: “We zagen dat chemotherapie een kleinere kans geeft op recidieven. Zonder chemotherapie was de recidiefvrije overleving 69%, terwijl dat met chemotherapie 7% hoger lag, op 76%. De algehele overleving was echter niet significant verbeterd. Zonder chemotherapie was de vijfjaarsoverleving 77%, met chemotherapie was dit 82%. We zien daarbij dus wel een verschil van zo’n 5%, maar omdat het aantal onderzochte patiënten relatief klein is, is dat verschil niet significant.” Om dit verder uit te zoeken, gaat De Boer de patiënten nog wat langer volgen. “We willen kijken of het verschil in overleving na zeven of tien jaar nog verder oploopt”, verklaart ze.
In een eerdere publicatie had De Boer al laten zien dat patiënten door de chemotherapie meer last hadden van bijwerkingen tijdens de behandeling, al was er daarna wel sprake van een snel herstel.2 Na één tot twee jaar hadden patiënten alleen nog vaker last van matige bijwerkingen, zoals tintelingen en een doof gevoel. Zonder chemotherapie was dat een stuk minder (1% versus 10%). Ook de kwaliteit van leven was in het eerste jaar na de behandeling zonder chemotherapie een stuk beter.
Vergevorderde baarmoederkanker
De nieuwe resultaten komen goed overeen met wat de onderzoekers hadden verwacht. Studies uit Scandinavië en Amerika waarin radiotherapie werd vergeleken met radio- en chemotherapie lieten vergelijkbare uitkomsten zien. Vandaar dat de meeste patiënten geen chemotherapie wordt aangeraden, vertelt Creutzberg. “Voor patiënten met baarmoederkanker in stadium I en II, waarbij de kanker beperkt is tot de baarmoeder en/of de baarmoederhals, raden wij chemotherapie niet actief aan. Omdat we zagen dat de meeste winst van de toevoeging van chemotherapie werd bereikt bij de vrouwen met een verder gevorderd ziektestadium (stadium III, wanneer de baarmoederkanker zich al heeft uitgebreid naar andere organen zoals de eierstokken of naar de lymfeklieren), raden wij chemotherapie bij deze groep wel aan. In dat geval is de verbetering in ziektevrije overleving 11%, een vrij grote winst waarvan we denken dat die opweegt tegen de nadelen van chemotherapie.”
Betere behandeling recidieven
Creutzberg en haar collega’s zijn ondertussen alweer bezig met een vierde PORTEC-onderzoek, om te zien of ze bij patiënten met intermediair-risico-baarmoederkanker een betere behandelkeuze kunnen maken aan de hand van een moleculair profiel van de patiënten. De Boer gaat nog verder met het PORTEC-3-onderzoek. Naast de zeven- en tienjaarsoverleving wil zij verder onderzoek doen naar de behandeling van recidieven. “De aanvullende chemotherapie heeft niet alleen effect op het ontstaan van recidieven, maar kan ook de behandeling daarvan beïnvloeden. Misschien is de behandeling van een recidief met chemotherapie wel effectiever als een patiënt eerder nog geen chemotherapie heeft gehad. Dat willen we nog graag uitzoeken”, verklaart ze.
Referenties
1. De Boer SM, et al. Lancet Oncol 2018;19:295-309.
2. De Boer SM, et al. Lancet Oncol 2016;17:1114-26.
Dr. Els van den Brink, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2018 vol 9 nummer 2