De prognose van patiënten met HER2-positieve borstkanker in stadium II of III is sterk verbeterd sinds trastuzumab wordt toegevoegd aan (neo)adjuvante chemotherapie. In haar presentatie tijdens het SABC Symposium liet Mette van Ramshorst, arts en promovenda aan het Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, zien dat de overleving van patiënten met stadium I HER2-positieve tumoren (T1N0) ook significant verbetert met systemische behandeling bestaande uit chemotherapie en/of trastuzumab.
De door Van Ramshorst gepresenteerde resultaten maken deel uit van haar promotieonderzoek dat zich richt op optimalisatie van de systemische behandeling van HER2-positieve borstkanker. Hiervoor werden bij de Nederlandse Kankerregistratie de gegevens opgevraagd van alle patiënten bij wie tussen 2006 en 2012 HER2-positieve borstkanker in stadium I (T1N0) was vastgesteld.1 Van de in totaal 3.512 vrouwen hadden er 385 een tumor kleiner dan 0,5 cm (T1a); 800 een tussen 0,5 en 1 cm (T1b) en 2.327 een tumor tussen 1 en 2 cm (T1c). Van de patiënten kreeg 45% na de operatie ook systemische therapie: meestal (92%) een combinatie van chemotherapie en trastuzumab, soms alleen één van deze componenten.
Evident overlevingsverschil
Van Ramshorst vertelde haar toehoorders dat na een mediane follow-upperiode van 61 maanden 237 patiënten uit de bestudeerde groepen waren overleden. In 129 gevallen was het overlijden borstkankergerelateerd. Ook presenteerde ze de uitkomsten na een maximale follow-up van acht jaar. Die zijn evident. De overleving onder de systemisch behandelde vrouwen was 95% tegen 84% in de onbehandelde groep. Uitgesplitst naar de subgroepen waren de cijfers respectievelijk 100 tegen 85% voor de T1a, 99 versus 89% voor T1b en 94 tegen 80% voor T1c. In grote lijnen werden vergelijkbare verschillen gevonden als het ging om de borstkankerspecifieke overleving (96 versus 92% in de gehele groep; 100 tegen 95% voor T1a; 99 versus 94% voor T1b; 96 tegen 90% voor T1c). Bij zowel de totale als de borstkankerspecifieke overleving was de significantie het sterkst in de T1c-groep. Dat is waarschijnlijk te verklaren door het kleine aantal overleden patiënten in de T1a- en T1b-subgroep. Er waren echter geen aanwijzingen dat het effect van systemische behandeling verschillend was in de T1a-, de T1b- en de T1c-groep.
Afweging
Hoewel de uitkomsten duidelijk zijn, vindt Van Ramshorst dat de voordelen van systemische behandelingen per patiënt moeten worden afgewogen tegen de nadelen. “De borstkankerspecifieke overlevingswinst is circa 5% en de behandelend arts en de patiënt moeten samen besluiten of dit voldoende winst is om een behandeling met chemotherapie en trastuzumab te rechtvaardigen. Het is ook de vraag of de patiënt niet eerder gebaat is bij een minder toxische behandeling, bijvoorbeeld met alleen een taxaan in combinatie met trastuzumab.”
Het onderzoek krijgt nog een vervolg, zij het in een andere vorm. Van Ramshorst: “Momenteel zijn we een studie aan het opzetten om in deze patiëntengroep een minder toxische behandeling te evalueren.”
Haar presentatie had voor Van Ramshorst nog een prettig gevolg: zij werd geëerd met de SABCS Clinical Scholar Award. “Het is een mooie en eervolle vermelding met bovendien een vergoeding van de reis- en verblijfkosten.”
Referentie
1. Van Ramshorst MS, et al. SABC Symposium 2015; abstract S6-06.
Drs. Huup Dassen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 1