Bij patiënten met aanvankelijk niet-resectabele colorectale levermetastasen is inductiebehandeling met FOLFOXIRI plus bevacizumab versus FOLFOX of FOLFIRI plus bevacizumab geassocieerd met een significant betere progressievrije overleving, een hoger responspercentage, en een groter percentage succesvolle lokale behandelingen van levermetastasen, maar wel ten koste van meer toxiciteit die overigens hanteerbaar was. Deze resultaten van de fase 3-CAIRO5-studie werden tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting gepresenteerd door prof. dr. Kees Punt (Julius Centrum, UMC Utrecht).
Patiënten met colorectale levermetastasen (CRLM’s) worden standaard behandeld met lokale therapie indien de metastasen initieel resectabel zijn en met systemische inductiebehandeling als de metastasen initieel niet-resectabel maar na downsizing potentieel wel resectabel zijn. Bij patiënten met permanent niet-resectabele CRLM’s is palliatieve systemische behandeling de standaard. “In deze setting is er echter een aantal problemen, waaronder het gebrek aan consensus over de criteria voor resectabiliteit van CRLM’s en over de optimale systemische inductiebehandeling bij potentieel resectabele CRLM’s. De interpretatie van gepubliceerde resultaten van klinisch onderzoek naar de behandeling van potentieel resectabele CRLM’s wordt belemmerd door verschillende factoren, zoals het ontbreken van gehanteerde criteria voor resectabiliteit, een gebrek aan langetermijnuitkomsten van lokale behandwling, en heterogeniteit in de studiepopulaties, studieontwerp, en gebruik van RAS/BRAF-mutatiestatus”, aldus Kees Punt.
CAIRO5
In de fase 3-CAIRO5-studie van de DCCG onderzochten Punt en collega’s de uitkomst van de meest gangbare systemische inductiebehandelingen bij twee groepen patiënten met aanvankelijk niet-resectabele CRLM’s. Deze groepen bestonden uit patiënten met rechtszijdige primaire en/of RAS/BRAFV600E-gemuteerde tumoren en uit patiënten met linkszijdige en RAS/BRAF V600E-wildtype tumoren.
De eerste groep werd gerandomiseerd tussen FOLFOX of FOLFIRI, beide plus bevacizumab dan wel FOLFOXIRI plus bevacizumab, en de tweede groep tussen FOLFOX of FOLFIRI plus bevacizumab dan wel FOLFOX of FOLFIRI plus panitumumab.
De resectabiliteit werd elke twee maanden beoordeeld door een expertpanel bestaande uit abdominaal radiologen en leverchirurgen. Alleen patiënten met CRLM die niet met alleen chirurgische resectie in één sessie waren te behandelen kwamen in aanmerking voor de studie.
Tijdens follow-up waren alle geaccepteerde behandelingen zoals ablatie, 2-stage operaties en portale veneuze embolisatie toegestaan. Elke CT-scan werd na review door een abdominale radioloog beoordeeld door drie leverchirurgen, en indien er geen consensus was over een advies dan werd deze CT scan door nog eens twee leverchirurgen beoordeeld en werd het advies gebaseerd op de beslissing van de meerderheid.
De primaire uitkomstmaat was de progressievrije overleving (PFS).
Omdat de inclusie van de tweede groep patiënten pas recent is voltooid en er hiervan nog geen gegevens zijn betrof de presentatie van Punt alleen de resultaten bij patiënten met rechtszijdige en/of RAS/BRAF V600E gemuteerde tumoren.1
Betere PFS
Na een mediane follow-up van 41 maanden bleek de behandeling met FOLFOXIRI plus bevacizumab (n=144) versus FOLFOX/FOLFIRI plus bevacizumab (n=147) geassocieerd met een significant betere PFS. “De mediane PFS was respectievelijk 10,6 versus 9,0 maanden (HR 0,77; 95% BI 0,60-0,99; p=0,038). Er was geen significante interactie tussen de baseline resectabiliteitsstatus of mutatiestatus en de PFS. Het objectieve responspercentage was significant hoger in de FOLFOXIRI-arm dan in de FOLFOX/FOLFIRI-arm: 53,5% versus 33,3% (p<0,001). Tegelijkertijd was behandeling met FOLFOXIRI plus bevacizumab geassocieerd met meer, maar hanteerbare, toxiciteit. Bijwerkingen van graad 3 of meer werden geconstateerd bij 75,7% van de patiënten in de FOLFOXIRI-arm versus 59,2% van de patiënten in de FOLFOX/FOLFIRI-arm (p=0,003). Tussen beide studiearmen werden geen significante verschillen gevonden in het percentage patiënten die na systemische inductietherapie in aanmerking kwamen voor lokale therapie en in de incidentie van postoperatieve complicaties. Een belangrijke bevinding was echter dat het percentage succesvolle lokale behandelingen - gedefinieerd door een R0/1-resectie van alle CRLM’s met of zonder ablatie - significant hoger was in de FOLFOXIRI-arm dan in de FOLFOX/FOLFIRI-arm: 51% versus 37% (p=0,02)”, aldus Punt.
“Deze resultaten laten zien dat FOLFOXIRI plus bevacizumab ook bij patiënten met niet resectabele CRLM’s de standaard behoort te zijn. Tenslotte bleek dat er bij follow-up evaluaties consensus was bij drie leverchirurgen in slechts 41%. Hieruit kunnen we concluderen dat door het gebruik van een panel met drie tot vijf leverchirurgen het percentage patiënten dat in aanmerking komt voor in opzet curatieve lokale behandeling van CRLM’s duidelijk hoger is dan wanneer de beoordeling door één leverchirurg wordt gedaan, hetgeen thans de praktijk is.”
Referentie
1. Punt CJA, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 17): abstr LBA3506.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer