Bij fitte patiënten met nieuw-gediagnosticeerd multipel myeloom die niet in aanmerking komen voor transplantatie resulteerde behandeling met KRd of D-KRd in ruim twee keer zoveel patiënten zonder meetbare restziekte dan bij behandeling met VMP-Rd. Dr. Maria-Victoria Mateos (Salamanca, Spanje) presenteerde deze resultaten van de GEM2017FIT-studie tijdens de 65e ASH Annual Meeting.
Voor patiënten met nieuw-gediagnosticeerd multipel myeloom (NDMM) die niet in aanmerking komen voor transplantatie behoren bortezomib, melfalan en prednison (VMP) en lenalidomide en dexamethason (Rd) tot de standaardbehandelingen. Uit de Spaanse GEM2010-studie bleek dat negen cycli VMP gevolgd door negen cycli Rd (VMP-Rd) goede resultaten gaf bij deze patiënten. “Het voordeel van deze behandeling kwam vooral tot uiting bij patiënten in de leeftijd van 65-80 jaar. In deze subgroep was het completeresponspercentage 47% en het percentage meetbare restziekte (MRD)-negatief was 20%”, aldus Maria-Victoria Mateos. Daarom richtten de onderzoekers zich in de fase 3-GEM2017FIT-studie op deze groep.
GEM2017FIT
Aan de GEM2017FIT-studie deden 462 patiënten mee met NDMM die jonger waren dan 80 jaar en die volgens een geriatrische evaluatie als fit beschouwd werden (geriatric assesment in hematology; GAH-score <42). VMP-Rd werd als controlearm genomen en vergeleken met achttien cycli carfilzomib, lenalidomide en dexamethason (KRd) met of zonder daratumumab (D). De primaire uitkomstmaat was het percentage MRD-negativiteit (next generation flow, 10-5) aan het einde van de inductietherapie. Patiënten die nog niet behandeld waren met daratumumab kregen vervolgens consolidatietherapie met vier cycli daratumumab, lenalidomide en dexamethason (DRd). Daarna werden patiënten gerandomiseerd tussen onderhoudstherapie met daratumumab en lenalidomide of observatie.
Voordeel KRd en D-KRd
“Behandeling met KRd resulteerde in een significant hoger percentage MRD-negativiteit in vergelijking met VMP-Rd (75% versus 33%; OR 2,68; p<0,0005). Hetzelfde werd gezien met D-KRd (84% versus 33%; OR 3,95; p<0,0005)”, meldde Mateos.1 Het voordeel van KRd en D-KRd was zichtbaar in alle geanalyseerde subgroepen, ook in die met hoog-risico cytogenetische afwijkingen.
Het objectieve responspercentage was eveneens hoger met KRd en D-KRd dan met VMP-Rd (respectievelijk 82%, 88% en 77%), maar het grootste verschil was zichtbaar in het completeresponspercentage (sCR/CR; respectievelijk 58%, 61% en 38%; p<0,001).
Na dertig maanden was de progressievrije overleving (PFS) significant hoger met KRd en D-KRd dan met VMP-Rd (respectievelijk 83%, 79% en 73%).
Fit versus minder fit
In de eerste achttien maanden (inductiefase) stopte in alle drie de armen ongeveer 30% van de patiënten met de behandeling: in de VMP-Rd-arm vooral vanwege ziekteprogressie, in de KRd-arm vanwege toxiciteit en in de D-KRd-arm vanwege toxiciteitsgerelateerd overlijden. Neutropenie en trombocytopenie kwamen vaker voor in de VMP-Rd-arm, en in de D-KRd-arm resulteerden infecties vaker in overlijden.
De onderzoekers zagen ook dat patiënten met een hogere GAH-score (minder fit) vaker stopten met de behandeling vanwege toxiciteit of toxiciteitsgerelateerd overlijden. In de groep met de laagste GAH-score (<20) zorgde D-KRd voor het hoogste PFS-percentage na dertig maanden (88%), en in de groep met een hogere GAH-score (>20) was het PFS-percentage na dertig maanden het hoogst met KRd (91%).
“Hoewel meer studies nodig zijn, kan de GAH-score toxiciteit en mortaliteit voorspellen en zou daarom kunnen helpen bij de behandelkeuze tussen KRd en D-KRd bij fitte patiënten die niet in aanmerking komen voor transplantatie”, aldus Mateos.
Referentie
1. Mateos MV, et al. ASH 2023; abstr 209.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist