Een update van de resultaten van de ASC4MORE-studie na een behandeling van 96 weken laat zien dat meer patiënten met chronische myeloïde leukemie een diepe moleculaire respons behalen met de toevoeging van asciminib aan imatinib dan met het continueren van imatinib of het overstappen naar nilotinib. Prof. dr. Timothy Hughes (Adelaide, Australië) presenteerde deze resultaten tijdens de 65e ASH Annual Meeting.
Asciminib is een BCR/ABL1-remmer die bindt aan de myrisoylpocket van ABL. “Dit onderscheidende werkingsmechanisme geeft de mogelijkheid asciminib te combineren met imatinib voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie (CML)”, zei Timothy Hughes. In de ASC4MORE-studie werden patiënten met CML in de chronische fase geïncludeerd die minstens een jaar behandeld waren met imatinib en BCR/ABL-waarden tussen 0,01 en 1,0% hadden (n=84). Zij werden in een verhouding van 1:1:1:1 gerandomiseerd naar asciminib 40 mg/dag plus imatinib, asciminib 60 mg/dag plus imatinib, het continueren van imatinib, of het overstappen naar nilotinib. “Voor de patiënten die behandeld waren met alleen imatinib en na twaalf maanden geen moleculaire respons (MR)4,5 hadden, was cross-over toegestaan naar asciminib 60 mg/dag plus imatinib”, zei Hughes. Hij presenteerde een update van de resultaten na een behandelduur van 96 weken, met als belangrijkste uitkomstmaat het aantal patiënten met een MR4,5.1 De mediane follow-up was 32 maanden.
Numeriek beter
Na 96 weken had 19% van de patiënten in beide combinatiearmen een MR4,5 behaald versus 4,8% van de patiënten in de imatinibarm en 9,5% in de nilotinibarm. “Dit was numeriek beter, maar de patiëntenaantallen zijn klein”, aldus Hughes. Het percentage patiënten dat een MR4,0 behaalde was redelijk vergelijkbaar tussen de combinatiearmen (38,1% met asciminib 40 mg, 23,8% met asciminib 60 mg) en de nilotinibarm (28,6%), maar was lager in de imatinibarm (9,5%). Hughes: “We zagen verder dat de patiënten die na een jaar met imatinib geen diepe moleculaire respons hadden bereikt en asciminib 60 mg toegevoegd kregen (n=14) ofwel een duidelijke afname van de BCR/ABL-waarden hadden (n=4), of redelijk stabiel bleven.”
Veelbelovende strategie
Het veiligheidsprofiel van asciminib in combinatie met imatinib kwam overeen met eerdere bevindingen; er werden geen nieuwe veiligheidssignalen gerapporteerd. In de nilotinibarm leidden bijwerkingen vaker tot het staken van de behandeling (bij 33,3% van de patiënten) dan in de combinatiearm (bij 4,8% van de patiënten die 40 mg kregen en bij 14,3% van de patiënten die 60 mg kregen). In de imatinibarm staakte niemand de behandeling wegens bijwerkingen. Wat betreft de bijwerkingen van speciale interesse liet Hughes zien dat er weinig ischemische hartziekte optrad. Bij één patiënt in de nilotinibarm werd een arteriële occlusie gemeld. “Pancreastoxiciteit kwam ook weinig voor.”
Hughes concludeerde dat na 96 weken behandelen in de ASC4MORE-studie meer patiënten met de toevoeging van asciminib een MR4,5 behaalden dan met alleen imatinib of nilotinib. “Het toevoegen van asciminib aan imatinib lijkt een veelbelovende strategie voor patiënten die het op zich goed doen met imatinib, maar bij wie we toch willen proberen een diepe moleculaire respons te bereiken”, besloot hij.
Referentie
1. Hughes TP, et al. ASH 2023; abstr 866.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist