Oudere patiënten met klassiek hodgkinlymfoom verdragen een behandeling met nivolumab plus doxorubicine, vinblastine en dacarbazine (N-AVD) beter dan een behandeling met brentuximab vedotin (Bv)-AVD, zei dr. Sarah Rutherford (New York, Verenigde Staten) tijdens de 65e ASH Annual Meeting. De resultaten van de S1826-studie lieten verder zien dat een behandeling met N-AVD bij oudere patiënten ook leidde tot een betere progressievrije overleving dan Bv-AVD.
“Ongeveer 15 tot 25% van de patiënten met klassiek hodgkinlymfoom (HL) is zestig jaar of ouder”, zei Sara Rutherford.1,2 “We zien dat de moderne behandelingen voor HL minder werkzaam zijn bij deze patiënten, en dat een behandeling met Bv-AVD bij ouderen substantiële toxiciteit geeft.”3 De fase 3-S1826-studie evalueerde de werkzaamheid van N-AVD versus Bv-AVD patiënten met nieuw-gediagnosticeerd stadium 3- of stadium 4-HL.4 Patiënten van 12 jaar of ouder konden geïncludeerd worden en de studie kende geen bovenste leeftijdsgrens, gaf Rutherford aan. Van de 994 patiënten die geregistreerd werden voor deze studie waren er 103 zestig jaar of ouder. Van hen waren er 52 gerandomiseerd naar N-AVD en 51 naar Bv-AVD. De mediane leeftijd was 66,4 jaar in de N-AVD-groep en 67 jaar in de Bv-AVD-groep.
Sepsis en infecties
“In deze studie zagen we bij de oudere patiënten meer bijwerkingen met Bv-AVD dan met N-AVD”, zei Rutherford. “Dit betrof met name gastro-intestinale toxiciteit zoals misselijkheid en diarree, en neutropenie en sepsis.” Vervolgens ging zij dieper op enkele belangrijke gerapporteerde bijwerkingen in. “Het geven van groeifactor was niet verplicht bij de behandeling met N-AVD, dus we zagen meer neutropenie in de N-AVD-groep dan in de Bv-AVD-groep.” Daarnaast werden er meer graad 3-cytopenieën (anemie en trombocytopenie) gerapporteerd met Bv-AVD versus N-AVD. “Ook zagen we ongeveer drie keer meer gevallen van sepsis (graad 3 of hoger) in de Bv-AVD-groep (21%) dan in de N-AVD-groep (6%) en meer gevallen van infecties/infestaties (graad ≥3: respectievelijk 21 versus 6%).” Er werd eveneens significant meer perifere sensorische neuropathie (elke graad) gezien met Bv-AVD (66%) dan met N-AVD (32%). Het aantal immuungerelateerde bijwerkingen was laag, aldus Rutherford. Dit betrof voornamelijk laaggradige hypothyreoïdie en huiduitslag. Van de patiënten in de N-AVD-groep voltooide 88% de behandeling versus 63% van de patiënten in de Bv-AVD-groep.
Betere PFS
“N-AVD gaf een verbetering van de progressievrije overleving ten opzichte van Bv-AVD bij oudere HL-patiënten”, zei Rutherford. Na een mediane follow-up van 12,1 maanden was 93% van de patiënten in de N-AVD-groep na één jaar nog vrij van progressie versus 64% van de patiënten in de Bv-AVD-groep (HR 0,35; 95% BI 0,12-1,02; p=0,022). Er werd tevens een voordeel in eventvrije overleving gezien voor N-AVD versus Bv-AVD (HR 0,19; 95% BI 0,06-0,61; p=0,011). “Ook overleden er minder patiënten met een behandeling met N-AVD.” Het percentage patiënten dat na één jaar nog in leven was, was 95% met N-AVD en 83% met Bv-AVD (HR 0,35; 95% BI 0,07-1,75; p=0,091).
Met deze resultaten kan N-AVD heel goed de standaardbehandeling worden voor oudere patiënten met gevorderd klassiek HL die fit genoeg zijn voor een antracyclinebevattende combinatietherapie, aldus Rutherford.
Referenties
1. Stark GL, et al. Br J Haematol 2002;119:432-40.
2. Proctor SJ, et al. Blood 2012;119:6005-15.
3. Evens AM, et al. Haematologica 2022;107:1086-94.
4. Rutherford SC, et al. ASH 2023; abstr 181.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2024 vol 9 nummer 1
Commentaar dr. Martine Chamuleau, internist-hematoloog, Amsterdam UMC
De SYMPATICO-studie, met Nederlandse inbreng van dr. Tom van Meerten, was een studie bij patiënten met gerecidiveerd of refractair mantelcellymfoom die één tot vijf lijnen voorbehandeling gehad mochten hebben.1 De combinatie ibrutinib + venetoclax werd vergeleken met ibrutinib + placebo. In de groep die ibrutinib met venetoclax kreeg was het completeremissiepercentage hoger: 54% vergeleken met 32% in de groep die ibrutinib met placebo kreeg. De mediane progressievrije overleving (PFS), de primaire uitkomstmaat, was 32 versus 22 maanden (HR 0,65; p=0,005). Met de huidige follow-up was het verschil in algehele overleving (OS) niet significant. De tijd tot volgende behandeling was wel significant verschillend. Je verlengt dus de PFS en het behandelingsvrije interval, maar de OS wordt nog niet verbeterd. Het is duidelijk een effectieve combinatie, maar niet zonder extra bijwerkingen, dus is het de vraag of we dit nu al moeten toepassen.
Vorig jaar waren er positieve studies met CAR-T-celtherapie versus stamceltransplantatie in de tweede lijn bij diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL), en twee van de producten uit deze studies bevinden zich momenteel in de sluis. Nu werden data gebracht uit de PILOT-studie, waarin patiënten die niet in aanmerking kwamen voor transplantatie in de tweede lijn behandeld zijn met lisocabtagene maraleucel (liso-cel), een CAR-T-celproduct.2 De respons was heel goed, met 80% objectieve respons, 54% complete remissie en een mediane responsduur van 23 maanden. Dat is niet veel slechter dan in de patiëntengroep die wel in aanmerking kwam voor transplantatie, en dus fitter was. Wel kwam in deze groep vaker immuun-effectorcel-geassocieerd neurotoxiciteitssyndroom voor. Liso-cel lijkt door deze kwetsbare patiënten beter te verdragen dan bijvoorbeeld axicabtagene ciloleucel, blijkt uit meerdere studies.
In de fase 3-NIVEAU-studie, waaraan ook de HOVON (hoofdonderzoeker dr. Sanne Tonino) heeft meegedaan, werd bekeken of toevoeging van de checkpointremmer nivolumab in de tweede lijn de overleving van kwetsbare patiënten met recidief grootcellig B-cellymfoom zou kunnen verbeteren.3 Dat bleek helaas niet zo te zijn. Er was wel een trend naar een betere overleving, maar die was niet significant. Interessant was dat patiënten die nivolumab hadden gekregen, het wel duidelijk beter deden op een volgende behandeling dan patiënten die geen nivolumab hadden gekregen. Het is voor te stellen dat dit soort checkpointremmer het immuunsysteem op een bepaalde manier triggert, waarmee je een betere respons op een volgende behandeling kunt induceren.
Patiënten ouder dan 60 jaar met gevorderd hodgkinlymfoom zijn vaak lastig te behandelen, omdat de meeste behandelingen behoorlijk toxisch zijn. Een welkome aanvulling was de analyse van deze subgroep patiënten van de fase 3-S1826-studie.4 Behandeling met nivolumab-AVD resulteerde in een significant betere overleving en significant minder toxiciteit dan behandeling met brentuximab-AVD. Er was duidelijk minder neuropathie (66% versus 31%). Wel waren er meer auto-immuunfenomenen, waaronder hypothyreoïdie, wat over het algemeen goed te managen is. Voor de oudere patiënt kan dit mogelijk een waardevol regime worden.
Referenties
1. Wang M, et al. ASH 2023; abstr LBA-2.
2. Sehgal AR, et al. ASH 2023; abstr 105.
3. Held G, et al. ASH 2023; abstr 435.
4. Rutherford SC, et al. ASH 2023; abstr 181.
In een podcast met dr. Jurjen Versluis bespreekt dr. Martine Chamuleau naast bovenstaande studies ook een fase 3-studie met ibrutinib bij gevorderd DLBCL, ontwikkelingen op het gebied van ctDNA-analyse en bispecifieke antilichamen, een studie naar de waarde van vitamine D bij indolent non-hodgkinlymfoom en een retrospectieve studie naar MYC en BCL6 double-hit lymfoom. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts