Uit de resultaten van de fase 2-EMN26-studie blijkt dat onderhoudsbehandeling met iberdomide goed wordt verdragen bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd multipel myeloom. Daarnaast is deze onderhoudsbehandeling in de tijd geassocieerd met een responsverbetering en een groter aantal patiënten zonder meetbare restziekte. Deze veelbelovende resultaten werden tijdens de 65e ASH Annual Meeting gepresenteerd door prof. dr. Niels van de Donk (Amsterdam UMC).
Bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd multipel myeloom (NDMM) is lenalidomide de standaard onderhoudsbehandeling na hoge-dosischemotherapie en autologe stamceltransplantatie (ASCT).1,2 “Ondanks deze behandeling hebben de patiënten een blijvend risico op een recidief en wordt de behandeling met lenalidomide bij 24-29% van de patiënten gestopt wegens bijwerkingen.1,2,3 Er is dan ook behoefte aan nieuwe onderhoudsbehandelingen met een betere werkzaamheid en verdraagbaarheid”, aldus Niels van de Donk.
Iberdomide
Iberdomide is een nieuwe orale cereblon E3-ligasemodulator met een sterkere antitumor- en immuunstimulerende werking dan lenalidomide of pomalidomide.4,5 In de multicohort fase 2-EMN26-studie wordt de uitkomst onderzocht van onderhoudsbehandeling met iberdomide na inductietherapie en ASCT met of zonder consolidatietherapie bij patiënten met NDMM. Hierbij kregen de patiënten in cohort 1, 2 en 3 initieel respectievelijk 1,3, 1,0 en 0,75 mg iberdomide op dag 1-21 van een cyclus van 28 dagen. De behandeling werd voortgezet tot aan progressie of onaanvaardbare toxiciteit. De primaire uitkomstmaat was de responsverbetering binnen zes maanden.
Goed verdragen
Uit de resultaten blijkt dat de demografische en ziektekenmerken in de drie cohorten (elk n=40) over het algemeen in balans waren.6 De mediane follow-up in de cohorten 1, 2 en 3 was respectievelijk 14,6, 17,0 en 4,7 maanden. Van de Donk: “Vanwege de relatief korte follow-up in het derde cohort betreft de huidige presentatie alleen de resultaten in de eerste twee cohorten (cycli 1-12). Daaruit bleek dat iberdomide goed werd verdragen en dat neutropenie de meest voorkomende hematologische bijwerking van graad 3 of 4 was (50% in cohort 1 en 42% in cohort 2).” De meest voorkomende niet-hematologische bijwerkingen van graad 3 of 4 waren vermoeidheid (15% in cohort 1 en 10% in cohort 2) en infecties (10 en 13%). In de drie cohorten werd de behandeling wegens bijwerkingen gereduceerd bij respectievelijk 45, 38 en 10% van de patiënten en gestopt bij 10, 3 en 3% van de patiënten. De relatieve dosisintensiteit was echter rond de 90% in alle drie de cohorten.
Respons
Binnen zes maanden (zes cycli) werd een responsverbetering gezien bij 42% van de patiënten in cohort 1 en 35% van de patiënten in cohort 2. “Conversie van meetbare restziekte (MRD)-positief naar -negatief werd na zes cycli geconstateerd bij respectievelijk 15 en 24% van de patiënten. Na twaalf cycli werd een responsverbetering gezien bij 50% van de patiënten in cohort 1 en 54% van de patiënten in cohort 2 en was het MRD-conversiepercentage respectievelijk 58 en 29%. De progressievrije overleving na twaalf maanden was respectievelijk 91 en 90%. Samengevat ondersteunen deze resultaten het onderzoek naar onderhoudsbehandeling met iberdomide versus lenalidomide in de fase 3-EXCALIBER-studie“, vertelde Van de Donk.
Referenties
1. Van de Donk NW, et al. Lancet 2021;397:410-27.
2. Cavo M, et al. Lancet Haematol 2020;7:e456-68.
3. McCarthy PL, et al. J Clin Oncol 2017;35:3279-89.
4. Matyskiela ME, et al. J Med Chem 2018;61:535-42.
5. Bjorklund CC, et al. Leukemia 2020;34:1197-201.
6. Van de Donk NW, et al. ASH 2023; abstr 208.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer