Asciminib is een BCR/ABL1-remmer met een innovatief werkingsmechanisme. Uit de fase 2-ASCEND-CML-studie blijkt nu dat bij patiënten met chronische myeloïde leukemie in chronische fase eerstelijnsbehandeling met asciminib goed wordt verdragen. Daarnaast is asciminib geassocieerd met snelle en diepe moleculaire responsen bij de meeste patiënten, zo bleek tijdens de 65e ASH Annual Meeting uit de presentatie van dr. David Yeung (Adelaide, Australië).
Asciminib is de eerste BCR/ABL1-remmer die bindt aan de myristoyl-pocket van ABL1 en daarmee een inactieve conformatie induceert.1 De resultaten van een fase 3-studie lieten zien dat asciminib vergeleken met bosutinib geassocieerd was met significant betere major moleculaire respons (MMR) en een gunstiger toxiciteitsprofiel bij patiënten met chronische myeloïde leukemie in chronische fase (CML-CP) die eerder behandeld waren met minimaal twee tyrosinekinaseremmers (TKI’s).2 Op grond van deze resultaten registreerde de EMA asciminib als monotherapie bij patiënten met Philadelphia-chromosoompositieve CML-CP na eerdere behandeling met twee of meer TKI’s.3
ASCEND-CML
ASCEND-CML is een open-label fase 2-studie waarin de werkzaamheid en toxiciteit wordt onderzocht van eerstelijnsbehandeling met asciminib (40 mg tweemaal daags) bij patiënten met CML-CP. “De coprimaire uitkomstmaten zijn de vroege moleculaire respons (EMR; BCR::ABL1 ≤10%) na drie maanden) en de MMR (BCR::ABL1 ≤0,1%) na twaalf maanden. Patiënten met een falende BCR-ABL1-respons wordt aanvullende behandeling met nilotinib, dasatinib of imatinib aangeboden. Patiënten met een matige BCR-ABL1-respons (1,1-10% na zes maanden, 0,11-1% na twaalf maanden en 0,011-1% na achttien maanden) wordt dosisescalatie van asciminib (80 mg tweemaal daags) aangeboden”, aldus David Yeung.
Toxiciteitsprofiel
In totaal werden 101 patiënten met een mediane leeftijd van 56,8 jaar geïncludeerd.4 De meest voorkomende hematologische bijwerkingen van asciminib waren trombocytopenie (11%), neutropenie en anemie (beide 7%). De meest voorkomende niet-hematologische bijwerkingen waren vermoeidheid (18%), misselijkheid (10%), diarree en hoofdpijn (beide 9%). Yeung: “Deze bijwerkingen waren over het algemeen van graad 1 of 2. Daarnaast kwamen verhoging van de concentraties lipase, ASAT of ALAT dan wel van bilirubine voor bij respectievelijk 16, 2 en 2% van de patiënten. Vanwege bijwerkingen of resistentie werd de behandeling gestopt bij respectievelijk zes en zeven patiënten. Eén patiënt had een arteriële occlusie.”
Moleculaire respons
Het EMR-percentage was 93%. “Bij twee patiënten werd geen EMR bereikt, bij vier patiënten werd de studiedeelname ingetrokken en bij één patiënt kon de EMR niet op tijd worden bepaald. Verder was het MMR-percentage na twaalf maanden 78,4%. Na twaalf en 24 maanden was de cumulatieve MMR-respons respectievelijk 77,6 en 86,7% en de cumulatieve MR4,5 (4,5-log vermindering in BCR::ABL1)-respons 31,6 en 56,1%”, vertelde Yeung.
Referenties
1. Wylie AA, et al. Nature 2017;543:733-7.
2. Réa D, et al. Blood 2021;138:2031-41.
3. Samenvatting van de productkenmerken van Scemblix® (asciminib). Te raadplegen via https://www.ema.europa.eu/en/documents/product-information/scemblix-epar-product-information_en.pdf
4. Yeung DT, et al. ASH 2023; abstr 865.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer