Consolidatietherapie op geleide van meetbare restziekte (measurable residual disease; MRD) leidt ertoe dat MRD-negatieve patiënten minder vaak allogene stamceltransplantatie ondergaan, terwijl hun uitkomsten vergelijkbaar zijn met die van een niet-MRD-geleid cohort. Dat blijkt uit de resultaten van een propensity score matching-analyse die Jesse Tettero (Amsterdam UMC) presenteerde tijdens de 64e ASH Annual Meeting.
Patiënten met intermediair-risico acute myeloïde leukemie (AML) die na inductietherapie geen meetbare restziekte (measurable residual disease; MRD) vertonen, hebben een lager risico op het ontwikkelen van een recidief en overlijden. In de HOVON/SAKK AML132 (HO132)-studie werd daarom de consolidatietherapie gekozen op geleide van MRD. Bij patiënten met negatieve MRD werd een autologe stamceltransplantatie (auto-SCT) of chemotherapie geadviseerd. “Voor deze patiënten is downstaging van de behandeling mogelijk, met meer nadruk op veiligheid”, legde Jesse Tettero uit. Patiënten die MRD-positief waren, kregen allogene stamceltransplantatie (allo-SCT) aangeboden als consolidatietherapie, waarbij het grotere antileukemische effect opweegt tegen de hogere toxiciteit.
Geen verschil in EFS en OS
De HO132-studie was een fase 3-studie met lenalidomide, consolidatietherapie op MRD-geleide was een secundaire uitkomstmaat. De initiële resultaten lieten geen verschil in recidiefvrije overleving zien tussen MRD-negatieve en MRD-positieve patiënten, maar het precieze effect van MRD-geleide therapiekeuze was daarbij niet duidelijk. Daarom voerde Tettero een diepgaande analyse uit van 154 patiënten met intermediair-risico-AML uit deze studie die na de tweede inductiecyclus in complete remissie waren en een bruikbare MRD-bepaling hadden.1 “Ook voor de eventvrije overleving (EFS) en algehele overleving (OS) zien we geen statistisch significant verschil tussen MRD-negatieve en MRD-positieve patiënten. Als we alleen kijken naar de MRD-negatieve patiënten, zien we dat degenen die de geadviseerde auto-SCT of chemotherapie kregen, vergelijkbare uitkomsten hebben als degenen die ondanks het advies wel allo-SCT kregen.” Patiënten die na auto-SCT of chemotherapie toch een recidief ontwikkelden, konden vrijwel allemaal geholpen worden met allo-SCT. “In deze studie kon bij 45 patiënten allo-SCT worden voorkomen, van wie twaalf later alsnog allo-SCT ondergingen.”
Propensity score matching
Vanwege het inmiddels wijd verbreide gebruik van MRD-geleide in de dagelijkse praktijk werd een gerandomiseerde studie niet realistisch geacht. “Propensity score matching is een waardevol alternatief”, aldus Tettero. Op basis van zes karakteristieken die geassocieerd zijn met overleving matchte hij patiënten uit de HO132-studie met patiënten uit vier andere HOVON/SAKK studies die niet op MRD-geleide waren behandeld. Voor 110 patiënten vond hij een match. In het MRD-geleide cohort kregen MRD-negatieve patiënten vaker auto-SCT, hoewel een deel van de patiënten ondanks het advies toch allo-SCT kreeg. “Na matching zagen we geen verschil in EFS en OS tussen het MRD-geleide en niet-MRD-geleide cohort. Een subgroepanalyse van alleen MRD-negatieve patiënten toonde ook geen statistisch significant verschil in EFS en OS tussen deze twee cohorten.”
“Voor patiënten met een ELN-2017 intermediair risico leidt MRD-geleide tot een toename van niet-allo-SCT als consolidatietherapie bij MRD-negatieve patiënten, zonder een negatief effect op de EFS en OS”, concludeerde Tettero.
Referentie
1. Tettero, et al. ASH 2022: abstr 838.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist