Een update van de GLOW-studie met analyse van meetbare restziekte (MRD) en algehele-overlevingsdata laat zien dat de orale combinatie ibrutinib plus venetoclax zeer effectief is in de eerstelijnsbehandeling van oudere of comorbide patiënten met chronische lymfatische leukemie, ook bij patiënten met ongemuteerd IGHV. Dr. Carsten Niemann (Kopenhagen, Denemarken) presenteerde deze resultaten tijdens de 64e ASH Annual Meeting.
Eerstelijnsbehandeling met ibrutinib plus venetoclax resulteerde in de GLOW-studie in 80% progressievrije overleving (PFS) na dertig maanden en aanhoudende niet-meetbare restziekte (uMRD) bij patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) en comorbiditeit.1 Carsten Niemann presenteerde een update bij een mediane follow-up van 46 maanden en analyseerde de MRD-kinetiek en uitkomsten in de hoog-risicogroepen met ongemuteerd IGHV.2
Langdurige respons
In de fase 3-GLOW-studie includeerden de onderzoekers 211 patiënten met CLL van 65 jaar of ouder, of jonger dan 65 jaar met comorbiditeit. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd tussen ibrutinib plus venetoclax (Ibr+Ven) of chloorambucil plus obinutuzumab (Clb+O). De primaire uitkomstmaat was de PFS. “Na 3,5 jaar is het PFS-percentage 74,6% in de Ibr+Ven-arm en 24,8% in de Clb+O-arm”, vertelde Niemann. uMRD werd vroeg bereikt, vaak al na zes cycli Ibr+Ven. In de twee jaar na het einde van de behandeling nam het uMRD-percentage af met 17%. Na twee jaar had nog bijna 40% van de patiënten uMRD, inclusief ruim 25% met diepere uMRD-respons (<10-5).
Het wel of niet bereiken van uMRD drie maanden na het einde van de behandeling had weinig effect op de PFS in de Ibr+Ven-arm. “De curves van beide groepen zijn vergelijkbaar. Het PFS-percentage twee jaar na de behandeling bleef hoger dan 80%, onafhankelijk van de MRD-status. In de Clb+O-arm is wel een duidelijk verschil zichtbaar tussen de PFS-curves op basis van de MRD-status.”
Ook profijt voor uIGHV
Bij zowel patiënten met ongemuteerd(u)IGHV als met gemuteerd(m)IGHV was de PFS na 3,5 jaar hoger in de Ibr+Ven-arm dan in de Clb+O-arm. Meer dan 90% van de patiënten in de Ibr+Ven-arm had na 3,5 jaar nog geen volgende behandellijn nodig, waarbij er weinig verschil was tussen patiënten met mIGHV of uIGHV. Bij patiënten met uIGHV bereikte een groter deel uMRD en dit werd ook sneller bereikt dan bij patiënten met mIGHV. In beide groepen is de uMRD-status 27 maanden na het einde van de behandeling ongeveer 40%, in de mIGHV-groep bleef de uMRD-status stabieler.
Patiënten met mIGHV hadden meer dan 90% PFS twee jaar na het einde van de behandeling, of ze nu uMRD bereikten of niet. Bij patiënten met uIGHV die uMRD bereikten, was de PFS na twee jaar 90%, terwijl bij degenen die MRD vertoonden de PFS 67% was.
Overlevingsvoordeel
Na 42 maanden follow-up was de algehele overleving (OS) 87,5% in de Ibr+Ven-arm versus 77,6% in de Clb+O-arm (HR 0,487; p=0,02). Vrijwel alle patiënten in de Clb+O-arm die een volgende behandeling nodig hadden, kregen een BTK-remmer of venetoclax. Er was weinig verschil in doodsoorzaken, behalve meer sterfte door infecties in de Clb+O-arm. “Ibr+Ven is de eerste combinatie met vaste duur die een overlevingsvoordeel laat zien bij niet eerder behandelde CLL ten opzichte van chemo-immunotherapie”, concludeerde Niemann.
Referenties
1. Kater AP, et al. NEJM Evid 2022:1(7).
2. Niemann CU, et al. ASH 2022: abstr 93.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 1
Prof. dr. Arnon Kater, internist-hematoloog in het Amsterdam UMC, geeft toelichting bij de op de ASH Annual Meeting gepresenteerde update van de GLOW-studie met ibrutinib plus venetoclax bij oudere patiënten met chronische lymfatische leukemie. Daarnaast vertelt hij over de resultaten met epcoritamab bij patiënten met Richter’s transformatie, en over de GAIA-studie (HOVON140) met vier verschillende behandelingen in de eerste lijn bij fitte patiënten met CLL, waarbij werd gekeken naar de invloed van complex karyotype en mutaties.
Deze video is te zien op www.oncologie.nu/videos/