De toevoeging van ibrutinib aan standaard eerstelijnsbehandeling met chemo-immunotherapie en autologe stamceltransplantatie blijkt geassocieerd met een significant betere failure-free survival bij patiënten met stadium II-IV-mantelcellymfoom. De waarde van autologe stamceltransplantatie is echter nog onduidelijk. Deze resultaten van de driearmige TRIANGLE-studie werden tijdens de Plenary Scientific Session van de 64e ASH Annual Meeting gepresenteerd door prof. dr. Martin Dreyling (München, Duitsland).
Inductie met R-CHOP alternerend met R-DHAP, gevolgd door autologe stamceltransplantatie (ASCT) en onderhoudsbehandeling met rituximab is de standaardbehandeling bij jongere patiënten met mantelcellymfoom (MCL). De BTK-remmer ibrutinib heeft een veelbelovende werkzaamheid laten zien bij patiënten met recidief/refractair MCL en niet eerder behandelde, oudere patiënten met MCL.1
In de driearmige, gerandomiseerde, open-label TRIANGLE-studie (in Nederland HOVON 133-studie) onderzoekt men de uitkomst van standaardbehandeling (arm A) versus standaardbehandeling plus ibrutinib (arm A+I) versus ibrutinibbevattende behandeling zonder ASCT(arm I) bij niet eerder behandelde patiënten met stadium II-IV-MCL die jonger zijn dan 66 jaar. In lijn met de nationale richtlijnen werd gaandeweg de studie aan alle drie de studiearmen een onderhoudsbehandeling met rituximab toegevoegd. De primaire uitkomstmaat is de failure-free survival (FFS).
FFS-voordeel ibrutinib
De door Martin Dreyling gepresenteerde resultaten laten zien dat de A+I-behandeling (n=292) vergeleken met de A-behandeling (n=288) geassocieerd is met een significant betere FFS.2 “Na drie jaar was de FFS 88% in de A+I-arm versus 72% in de A-arm (HR 0,52; p=0,0008). Uit de subgroepanalyse bleek dat het FFS-voordeel van ibrutinib vooral aanwezig was bij patiënten met een hoog-risico biologisch profiel en patiënten met een hoge TP53-expressie.
De standaardbehandeling A is vergeleken met de arm I (n=290), met de vraag of ASCT beter is dan I. Deze hypothese is verworpen.”De driejaars-FFS was 72% in de A-arm versus 86% in de I-arm (HR 1,77; p=0,9979). Daarnaast was het aantal events in de A+I- en I-armen nog te klein om de FFS in deze twee studiearmen te kunnen vergelijken. Hoewel de resultaten van de algehele overleving (OS) nog niet matuur zijn, zijn de twee ibrutinibbevattende behandelingen geassocieerd met een OS-voordeel van ongeveer 5% na drie jaar”, aldus Dreyling.
Toxiciteit
Voor de bepaling van de toxiciteit werden de drie fases van de behandelingen apart geanalyseerd. Dreyling: “Tijdens de inductiefase was er een kleine toename in toxiciteit door de toevoeging van ibrutinib, maar dit betrof vooral de toxiciteit van graad 1/2. Tijdens de ASCT-fase was de toxiciteit vergelijkbaar met of zonder ibrutinib. Ten slotte was de toxiciteit tijdens de onderhouds- of follow-upfase hoger in vooral de A+I-arm. In de A-, A+I- en I-arm kwam hematologische toxiciteit van graad 3-5 voor bij respectievelijk 21%, 50% en 28% van de patiënten, en infecties bij 13%, 25% en 19% van de patiënten. Het percentage patiënten dat overleed was respectievelijk 13,5%, 8,6% en 7,9%.”
Referenties
1. Dreyling M, et al. Hemasphere 2022;6:e712.
2. Dreyling M, et al. ASH 2022: abstr 1.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 1
Dr. Jeanette Doorduyn, internist-hematoloog in het Erasmus MC te Rotterdam, geeft toelichting bij de driearmige TRIANGLE-studie toe. De toevoeging van ibrutinib aan standaard eerstelijnsbehandeling met chemo-immunotherapie en autologe stamceltransplantatie blijkt geassocieerd met een significant betere failure-free survival bij patiënten met stadium II-IV-mantelcellymfoom. De waarde van autologe stamceltransplantatie is echter nog onduidelijk.
Deze video is te zien op www.oncologie.nu/videos/