Acalabrutinib plus venetoclax en obinutuzumab is een actieve eerstelijnsbehandelcombinatie met een gunstig bijwerkingenprofiel voor patiënten met hoog-risico chronische lymfatische leukemie. Dr. Christine Ryan (Boston, Verenigde Staten) presenteerde de resultaten voor deze triplet tijdens de 64e ASH Annual Meeting. “In totaal behaalde 83% van de patiënten met afwijkingen in TP53 niet-detecteerbare restziekte in het beenmerg na cyclus 16”, aldus Ryan.
Er is een sterke rationale voor het geven van een triplet, met onder andere een BCL-2- en BTK-remmer, als eerstelijnsbehandeling bij patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL), begon Christine Ryan.1 De triplet van ibrutinib plus venetoclax en obinutuzumab (IVO) liet een goede werkzaamheid zien, maar ging gepaard met het karakteristieke toxiciteitsprofiel van ibrutinib.2 Christine Ryan en collega’s onderzochten of de combinatie van acalabrutinib plus venetoclax en obinutuzumab (AVO) een werkzame eerstelijnsbehandeling met een gunstig veiligheidsprofiel zou kunnen zijn voor patiënten met CLL.3 Omdat er tevens behoefte is aan nieuwe behandelopties voor CLL-patiënten met een TP53-deletie of -mutatie, is in deze studie een expansiecohort opgenomen van patiënten met afwijkingen in TP53. Ryan presenteerde resultaten van de initiële totale studiepopulatie (n=37) met een langere follow-up en de resultaten van dit expansiecohort (n=31).
Behandeling stoppen
Het behandelregime van AVO bestond uit acalabrutinib in cyclus 1, waarna obinutuzumab gestart werd tijdens cyclus 2. Venetoclax werd toegevoegd bij cyclus 4. Na cyclus 16 werd de primaire uitkomstmaat bepaald: het percentage dat een complete respons behaalde met niet-meetbare restziekte (uMRD) in het beenmerg. De patiënten die de primaire uitkomstmaat behaalden, konden de behandeling stoppen. Patiënten die de behandeling voortzetten, ontvingen nog eens negen cycli met acalabrutinib plus venetoclax. Bij cyclus 25 werden de uitkomsten nogmaals bepaald.
Hoge percentages uMRD
“In totaal behaalde 43% van alle evalueerbare patiënten een complete respons met uMRD in het beenmerg”, zei Ryan. “Bij patiënten met afwijkingen in TP53 was dit 45%.” Daarnaast werden met AVO hoge percentages uMRD bereikt. Van alle patiënten had 86% uMRD in het perifere bloed en eveneens 86% had uMRD in het beenmerg. “Subgroepanalyses lieten vergelijkbare percentages uMRD zien bij patiënten met en patiënten zonder afwijkingen in TP53”, liet Ryan verder zien. Uit een verkennende analyse bleek daarnaast dat patiënten die cyclus 25 afrondden, vergelijkbare klinische uitkomsten hadden als de patiënten die cyclus 16 voltooiden. Ook bleek dat de uMRD lang aanhield, met MRD<10-5 bij 59% van de patiënten na cyclus 16 en bij 61% na cyclus 25.
Zeer actieve combinatie
De niet-hematologische bijwerkingen waren zoals verwacht. Hoofdpijn, vermoeidheid en kneuzingen (veelal graad 1 of 2) kwamen hierbij het vaakst voor. Neutropenie van graad 3 of 4 werd gerapporteerd bij 37% van de patiënten. Atriumfibrilleren kwam voor bij 3%. Er werden geen ventriculaire aritmie, febriele neutropenie, opportunistische infecties of ernstige bloedingen gezien. Na een mediane follow-up van 35 maanden was 92,6% van de patiënten progressievrij en in leven. “AVO is hiermee een zeer actieve triple-combinatie met een gunstig veiligheidsprofiel voor de eerstelijnsbehandeling van CLL-patiënten, waaronder patiënten met een hoog risico”, concludeerde Ryan.
Referenties
1. Deng J, et al. Leukemia 2017;31:2075-84.
2. Rogers KA, et al. J Clin Oncol 2020;38:3626-37.
3. Ryan CE, et al. ASH 2022: abstr 344.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 1