Het bispecifieke IgG4-antilichaam teclistamab laat een algeheel responspercentage van 62% zien met een complete respons van bijna 29% bij patiënten met gerecidiveerd of refractair multipel myeloom. Dit blijkt uit de resultaten van de MajesTEC-1-studie, die prof. dr. Philippe Moreau (Nantes, Frankrijk) presenteerde tijdens de 63e ASH Annual Meeting. Het middel had daarnaast een hanteerbaar bijwerkingenprofiel dat niet leidde tot dosisreducties.
Teclistamab is een off-the-shelf bispecifiek antilichaam dat bindt aan CD3 op T-cellen en het B-celmaturatie-antigeen (BCMA) op plasmacellen. Het middel is onderzocht in de open-label, multicohort fase 1/2-MajesTEC-1-studie. Patiënten met gerecidiveerd of refractair multipel myeloom (RRMM) kwamen in aanmerking voor deze studie wanneer zij minimaal drie eerdere behandellijnen ontvangen hadden en blootgesteld waren aan zowel een proteasoomremmer, een immuunmodulatoir middel (IMiD) en een CD38-remmer. In het fase 1-deel van de studie (n=40) werd de aanbevolen dosis vastgesteld, die bestond uit step-updoseringen in week 1, waarna patiënten wekelijks een dosering van 1,5 mg/kg subcutaan ontvingen. Philippe Moreau presenteerde tijdens de ASH Annual Meeting de resultaten van het fase 2-deel van de MajesTEC-1-studie (n=125), met als primaire uitkomstmaat het algehele responspercentage (ORR).1
Duidelijk voordeel
Na een mediane follow-up van bijna acht maanden was de ORR 62%. “De behandeling laat dus een duidelijk voordeel zien voor patiënten die met drie eerdere klassen geneesmiddelen zijn behandeld”, zei Moreau. In totaal behaalde 58% van de patiënten een zeer goede partiële respons en 28,7% een complete respons of beter. Bijna 25% van de patiënten behaalde meetbarerestziekte-negativiteit (10-5). Ten tijde van de analyse was de mediane duur van de respons nog niet behaald. “Ook de resultaten wat betreft progressievrije overleving (PFS) zijn nog immatuur, maar de aantallen patiënten die na zes en na negen maanden vrij waren van progressie waren respectievelijk 64,4% en 58,5%.” De mediane algehele overleving was eveneens nog niet behaald.
Moreau liet verder zien dat de responsen met teclistamab duurzaam waren en met de tijd verder verdiepten. “We zagen dat 88,2% van de patiënten bij deze analyse nog in leven was zonder opvolgende therapie of progressie van ziekte.”
Geen dosisreducties
Teclistamab werd goed verdragen en bij geen van de patiënten was een dosisreductie noodzakelijk. “Slechts één patiënt moest de behandeling staken wegens bijwerkingen”, aldus Moreau. Ernstige bijwerkingen kwamen voor bij 53,3% van de patiënten en bij een derde van de patiënten traden reacties op de injectieplaats op. “Deze waren echter mild en hanteerbaar.” De meest voorkomende hematologische bijwerkingen van graad 3/4 waren neutropenie (57,0%), anemie (34,5%), lymfopenie (32,1%) en trombocytopenie (21,2%). Het cytokinereleasesyndroom (CRS) trad op bij 71,5% van de patiënten, voornamelijk graad 1 of 2. In totaal bleef 97% van de CRS-voorvallen beperkt tot de step-upfase en de eerste volledige dosering teclistamab. Bij 66% van de patiënten waren ondersteunende maatregelen nodig, die onder andere bestonden uit tocilizumab en het toedienen van zuurstof. De mediane tijd tot begin van het CRS was twee dagen en ook de mediane duur was twee dagen. “Daarnaast was de algehele incidentie van neurotoxiciteit laag; de meest gerapporteerde neurotoxische bijwerking was hoofdpijn (bij 8,5%).”
Moreau concludeerde dat teclistamab een werkzaam middel is dat goed wordt verdragen bij RRMM-patiënten die eerder behandeld zijn met minimaal drie verschillende klassen geneesmiddelen. “De responsen op teclistamab waren duurzaam en verdiepten met de tijd. De studieresultaten van de MajesTEC-1 laten zien dat teclistamab een veelbelovende, mogelijk nieuwe behandeling is voor RRMM-patiënten”, aldus Moreau.
Referentie
1. Moreau P, et al. ASH 2021: abstr 896.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2022 vol 7 nummer 1