Uit de resultaten van de fase 3-GMMG-HD7-studie blijkt dat de toevoeging van isatuximab aan inductietherapie met lenalidomide, bortezomib en dexamethason geassocieerd is met een grotere groep myeloompatiënten zonder meetbare restziekte. Verder kwam tijdens de 63e ASH Annual Meeting 2021 uit de presentatie van prof. dr. Hartmut Goldschmidt (Heidelberg, Duitsland) naar voren dat de gecombineerde inductietherapie met isatuximab goed werd verdragen.
Lenalidomide, bortezomib en dexamethason (RVd) is een standaard inductietherapie bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd multipel myeloom (NDMM) die voor autologe stamceltransplantatie in aanmerking komen. Niet alle patiënten responderen echter optimaal op deze inductietherapie.
Isatuximab is een monoklonaal antilichaam tegen CD38, dat op myeloomcellen hoog tot expressie komt.1 Bij patiënten met recidief en/of refractair multipel myeloom is isatuximab geregistreerd in combinatie met dexamethason plus pomalidomide dan wel carfilzomib.1
In de gerandomiseerde fase 3-GMMG-HD7-studie werd de uitkomst onderzocht van de toevoeging van isatuximab aan inductietherapie met RVd bij patiënten met NDMM die voor transplantatie in aanmerking kwamen. Na autologe stamceltransplantatie werden de patiënten opnieuw gerandomiseerd naar isatuximab plus lenalidomide of lenalidomide alleen. De huidige analyse betrof de toxiciteit en de primaire uitkomstmaat van de eerste studiefase: de afwezigheid van meetbare restziekte (MRD) aan het einde van de inductietherapie.
MRD-negatief
De patiënt- en myeloomkenmerken waren in beide studiearmen goed in balans.2 “Van de patiënten behandeld met isatuximab plus RVd (n=331) was 50,1% MRD-negatief versus 35,6% van de patiënten behandeld met RVd (n=329). Hiermee werd de primaire uitkomstmaat van de studie gehaald. Het MRD-voordeel van isatuximab plus RVd versus RVd alleen was consequent aanwezig in alle vooraf bepaalde subgroepen”, aldus Hartmut Goldschmidt.
Uit een analyse van de toxiciteit bleek dat inductiebehandeling met isatuximab plus RVd hanteerbaar was en over het algemeen goed werd verdragen. Goldschmidt: “Er werden geen onverwachte bijwerkingen gezien en bijwerkingen kwamen in beide studiearmen in vergelijkbare mate voor.” Bijwerkingen van graad 3 of hoger kwamen voor bij 63,6% van de patiënten in de isatuximab/RVd-arm (n=330) en bij 61,3% van de patiënten in de RVd-arm (n=328). Serieuze bijwerkingen werden in deze twee studiearmen gezien bij respectievelijk 34,8% en 36,3% van de patiënten. Wegens bijwerkingen overleden vier patiënten (1,2%) in de isatuximab/RVd-arm versus acht (2,4%) in de RVd-arm. “Leukocytopenie en neutropenie van graad 3 of hoger kwamen vaker voor in de isatuximab/RVd-arm - 26,4% versus 9,1% in de RVd-arm - maar dit leidde niet tot meer infecties tijdens de inductiebehandeling. Infusiegerelateerde bijwerkingen van graad 3 of hoger werden zelden gezien (1,2%). Verder werd de behandeling wegens bijwerkingen onderbroken bij een vergelijkbaar aantal patiënten in de isatuximab/RVd-arm en de RVd-arm. Daarnaast had de toevoeging van isatuximab aan RVd geen effect op de dosering van RVd”, vertelde Goldschmidt.
Referenties
1. Richardson PG, et al. Expert Opin Biol Ther 2020;20:1395-404.
2. Goldschmidt H, et al. ASH 2021: abstr 463.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Oncologie Up-to-date 2022 vol 7 nummer 1
Commentaar prof. dr. Sonja Zweegman, internist-hematoloog, Amsterdam UMC
In de GMMG-HD7-studie is meetbare restziekte (MRD) na inductietherapie als primaire uitkomstmaat gekozen. Ongeveer 50% van de mensen bereikte MRD-negativiteit met isatuximab-VRd, en maar 36% in de VRd-arm.1 Dat lijkt vrij hoog na alleen inductie. Ter vergelijking: in de CASSIOPEIA- en in de GRIFFIN-studie bereikte ongeveer 60% MRD-negativiteit, maar daarin werd 100 dagen na stamceltransplantatie gekeken. Opvallend was dat in de GMMG-HD7-studie geen verschil in het percentage complete remissie werd gezien na inductie.
De OPTIMUM-studie heeft een heel mooi design op basis van Bayesiaanse methoden, waarmee indirecte vergelijkingen kunnen worden gemaakt bij deze relatief kleine groep hoog-risicopatiënten, waarvoor gerandomiseerde studies lastig zijn.2 Na achttien maanden was 82% van de patiënten nog in remissie; in de vergelijkende Myeloma XI-studie was dat 66%. Dit doet veel goeds vermoeden voor die patiënten met een heel hoog risico, mensen die normaal gesproken 25% risico hebben om binnen achttien maanden een recidief te ontwikkelen. De toxiciteit lijkt beperkt te zijn, al is de follow-up nog relatief kort.
De resultaten van de HOVON 143-studie met ixazomib, daratumumab en dexamethason bij intermediair fitte patiënten werden gepresenteerd door Kaz Groen (Amsterdam UMC).3 Het responspercentage van 71% is hoog voor deze patiëntenpopulatie. De kwaliteit van leven verbeterde, wat ook klinisch significant was, alleen de neuropathie verslechterde. Dat is mogelijk een van de redenen dat dit niet heeft geleid tot de progressievrije overleving waarop we hadden gehoopt. Maar 54% van de patiënten ging na de inductiefase door met de behandeling. Ook milde neuropathie was voor deze ouderen een reden om te stoppen.
CARTITUDE-1 is een studie bij patiënten die zeer uitgebreid voorbehandeld zijn met drie of meer therapielijnen, 66% van hen was penta-refractair. Het responspercentage was heel hoog, rond 90%.4 De langdurige follow-up laat zien dat de duur van de respons ongeveer dertig maanden is, en de mediane progressievrije overleving is nu al langer dan twintig maanden. Dit zijn echt prachtige resultaten, met een eenmalige toediening in plaats van jarenlange therapie.
In de BELLINI-studie werd venetoclax toegevoegd aan bortezomib en dexamethason. Eerdere resultaten lieten een verbetering zien van de progressievrije overleving, maar de algehele overleving was in de experimentele groep minder. Dat kwam door sterfte door infecties. Nu blijkt dat venetoclax met name heel effectief is bij patiënten met t(11;14) of een hoge BCL2-expressie.5 De discrepantie in het zeer uitgesproken effect op de PFS in deze groep en het ontbreken van effect op de OS is nog niet verklaard. Hiermee komen predictieve markers in zicht, een heel belangrijke ontwikkeling.
Referenties
1. Goldschmidt H, et al. ASH 2021: abstr 463.
2. Kaiser MF, et al. ASH 2021: abstr 465.
3. Groen K, et al. ASH 2021: abstr 80.
4. Martin T, et al. ASH 2021: abstr 549.
5. Kumar SK, et al. ASH 2021: abstr 84.
In een podcast bespreekt prof. dr. Sonja Zweegman naast deze studies ook een drietal studies met de bispecifieke antilichamen teclistamab, elranatamab en Tnb-383B, de DREAMM-5-studie met belantamab en een studie met het immuuncytokine modakafusp alfa (TAK-573). Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts.