De resultaten na twee jaar follow-up van de CARTITUDE-1-studie laten een verdere verdieping van de responsen zien met ciltacabtagene autoleucel bij patiënten met recidiverend of refractair multipel myeloom. Dr. Thomas Martin (San Francisco, Verenigde Staten) presenteerde de geüpdatete resultaten van deze studie tijdens de 63e ASH Annual Meeting.
Ciltacabtagene autoleucel (cilta-cel) is een chimere-antigeenreceptor (CAR)-T-celtherapie voor de behandeling van patiënten met multipel myeloom (MM). Eerder gepubliceerde resultaten van de fase 1b/2-CARTITUDE-1-studie, na een mediane follow-up van een jaar, lieten diepe en aanhoudende responsen zien na een enkele infusie van cilta-cel bij uitgebreid voorbehandelde patiënten met recidiverend of refractair (RR) MM.1 Thomas Martin presenteerde tijdens de ASH Annual Meeting de geüpdatete resultaten van de CARTITUDE-1-studie, nu met een mediane follow-up van twee jaar.2
ORR van 98%
Patiënten met progressieve MM kwamen in aanmerking voor deze studie wanneer zij een goede performancestatus hadden, meetbare ziekte en behandeld waren met drie of meer eerdere therapieën (n=97). Martin: “Het betrof een populatie met een klinisch hoog risico, met een mediaan aantal eerdere behandellijnen van zes. In totaal had 66% van de patiënten vijf of meer eerdere therapieën ontvangen en was 99% refractair voor de laatste behandellijn.”
Het algehele responspercentage (ORR) na de mediane follow-up van twee jaar was bijna 98%. “We zagen ook dat de responsen met de tijd verdiepten”, zei Martin. “Na één jaar had 67% van de patiënten een stringente complete respons (sCR) en dit was na twee jaar toegenomen tot 83%.” Bijna 95% van de patiënten behaalde een zeer goede partiële respons (VGPR) of beter. De mediane tijd tot eerste respons was één maand, de mediane tijd tot beste respons was 2,6 maanden en de mediane tijd tot CR of beter was 2,9 maanden. “De mediane duur van de respons was niet schatbaar.”
PFS nog niet behaald
Het aantal patiënten dat vrij was van ziekteprogressie na twee jaar was 60,5% in de gehele populatie. Van de patiënten met een sCR was dit 71%. De mediane progressievrije overleving (PFS) was nog niet behaald. Daarnaast was 74% van de patiënten na twee jaar nog in leven, en ook de mediane algehele overleving (OS) was nog niet behaald.
In de CARTITUDE-1 is ook een analyse uitgevoerd naar de impact van meetbare restziekte (MRD)-negativiteit op de overleving. In totaal was 92% van de patiënten MRD-negatief. Martin: “De PFS-percentages waren 91% bij de patiënten met MRD-negativiteit gedurende zes maanden of langer en 100% bij de patiënten met MRD-negativiteit gedurende twaalf maanden of langer. De OS-percentages waren 100% in beide groepen na twee jaar follow-up.”
De resultaten wat betreft de veiligheid brachten geen nieuwe bijwerkingen aan het licht. “Sinds de rapportage van de resultaten na één jaar follow-up zijn er geen nieuwe neurologische bijwerkingen of bewegings- en neurocognitieve bijwerkingen gemeld”, zei Martin. “Na het implementeren van strategieën om bewegings- en neurocognitieve bijwerkingen te beperken, is de incidentie van deze bijwerkingen verminderd naar 0,5%.”
Martin concludeerde dat na een mediane follow-up van twee jaar een behandeling met cilta-cel aanhoudende en diepe responsen laat zien bij uitgebreid voorbehandelde patiënten met RRMM. “Met deze veelbelovende resultaten is cilta-cel een belangrijke behandeloptie voor patiënten met MM.”
Referenties
1. Berdeja JG, et al. Lancet 2021;398:314-24.
2. Martin T, et al. ASH 2021: abstr 549.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2022 vol 7 nummer 1
Commentaar prof. dr. Sonja Zweegman, internist-hematoloog, Amsterdam UMC
In de GMMG-HD7-studie is meetbare restziekte (MRD) na inductietherapie als primaire uitkomstmaat gekozen. Ongeveer 50% van de mensen bereikte MRD-negativiteit met isatuximab-VRd, en maar 36% in de VRd-arm.1 Dat lijkt vrij hoog na alleen inductie. Ter vergelijking: in de CASSIOPEIA- en in de GRIFFIN-studie bereikte ongeveer 60% MRD-negativiteit, maar daarin werd 100 dagen na stamceltransplantatie gekeken. Opvallend was dat in de GMMG-HD7-studie geen verschil in het percentage complete remissie werd gezien na inductie.
De OPTIMUM-studie heeft een heel mooi design op basis van Bayesiaanse methoden, waarmee indirecte vergelijkingen kunnen worden gemaakt bij deze relatief kleine groep hoog-risicopatiënten, waarvoor gerandomiseerde studies lastig zijn.2 Na achttien maanden was 82% van de patiënten nog in remissie; in de vergelijkende Myeloma XI-studie was dat 66%. Dit doet veel goeds vermoeden voor die patiënten met een heel hoog risico, mensen die normaal gesproken 25% risico hebben om binnen achttien maanden een recidief te ontwikkelen. De toxiciteit lijkt beperkt te zijn, al is de follow-up nog relatief kort.
De resultaten van de HOVON 143-studie met ixazomib, daratumumab en dexamethason bij intermediair fitte patiënten werden gepresenteerd door Kaz Groen (Amsterdam UMC).3 Het responspercentage van 71% is hoog voor deze patiëntenpopulatie. De kwaliteit van leven verbeterde, wat ook klinisch significant was, alleen de neuropathie verslechterde. Dat is mogelijk een van de redenen dat dit niet heeft geleid tot de progressievrije overleving waarop we hadden gehoopt. Maar 54% van de patiënten ging na de inductiefase door met de behandeling. Ook milde neuropathie was voor deze ouderen een reden om te stoppen.
CARTITUDE-1 is een studie bij patiënten die zeer uitgebreid voorbehandeld zijn met drie of meer therapielijnen, 66% van hen was penta-refractair. Het responspercentage was heel hoog, rond 90%.4 De langdurige follow-up laat zien dat de duur van de respons ongeveer dertig maanden is, en de mediane progressievrije overleving is nu al langer dan twintig maanden. Dit zijn echt prachtige resultaten, met een eenmalige toediening in plaats van jarenlange therapie.
In de BELLINI-studie werd venetoclax toegevoegd aan bortezomib en dexamethason. Eerdere resultaten lieten een verbetering zien van de progressievrije overleving, maar de algehele overleving was in de experimentele groep minder. Dat kwam door sterfte door infecties. Nu blijkt dat venetoclax met name heel effectief is bij patiënten met t(11;14) of een hoge BCL2-expressie.5 De discrepantie in het zeer uitgesproken effect op de PFS in deze groep en het ontbreken van effect op de OS is nog niet verklaard. Hiermee komen predictieve markers in zicht, een heel belangrijke ontwikkeling.
Referenties
1. Goldschmidt H, et al. ASH 2021: abstr 463.
2. Kaiser MF, et al. ASH 2021: abstr 465.
3. Groen K, et al. ASH 2021: abstr 80.
4. Martin T, et al. ASH 2021: abstr 549.
5. Kumar SK, et al. ASH 2021: abstr 84.
In een podcast bespreekt prof. dr. Sonja Zweegman naast deze studies ook een drietal studies met de bispecifieke antilichamen teclistamab, elranatamab en Tnb-383B, de DREAMM-5-studie met belantamab en een studie met het immuuncytokine modakafusp alfa (TAK-573). Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts.