Circulerend tumor-DNA van centraalzenuwstelsellymfomen (CNSL) was detecteerbaar in plasma en liquor bij diagnose en tijdens de behandeling, en was voorspellend voor de uitkomst. “Profilering van ctDNA kan helpen bij de stratificatie van CNSL-patiënten in risicogroepen, en kan chirurgievrije diagnostiek van CNSL mogelijk maken”, aldus dr. Florian Scherer (Freiburg, Duitsland), die deze resultaten presenteerde tijdens de plenary scientific session van de 63e ASH Annual Meeting.
Patiënten met centraalzenuwstelsellymfomen (CNSL) die progressie vertonen of een recidief ontwikkelen na chemotherapie hebben een slechte prognose, maar momenteel ontbreken goede methodes voor nauwkeurige risicostratificatie. Bovendien zijn voor de diagnostiek invasieve procedures nodig die tot complicaties kunnen leiden, en niet altijd uitsluitsel geven. Circulerend tumor-DNA (ctDNA) van CNSL zou kunnen dienen als niet-invasieve biomarker.
In samenwerking met onderzoekers van Stanford University gebruikten Florian Scherer en collega’s een gevoelige techniek (CAPP-Seq) om DNA van de tumor en ctDNA in liquor en plasma te genotyperen. Daarnaast konden ze met een zeer sensitieve methode (PhasED-seq) heel kleine hoeveelheden ctDNA detecteren in plasma en liquor (detectiegrens ongeveer 1:2.000.000).1,2
Detectie ctDNA
Het genetisch profiel van 67 patiënten met CNSL werd bepaald bij diagnose, tijdens de behandeling, en op het moment van ziekteprogressie. Daarnaast werd ook materiaal onderzocht van 44 niet-CNSL-hersentumoren en van 24 gezonde personen. Scherer: “Bij alle 67 patiënten vonden we somatische mutaties, met een gemiddelde van 288 mutaties per patiënt. Zoals verwacht waren MYD88, PIM1 en CD79B het vaakst aangedaan, en 73% van de patiënten vertoonde de mutatie MYD88 L265P.”
In 78% van de plasmasamples en 100% van de liquorsamples afgenomen bij diagnose konden de onderzoekers met hoge specificiteit ctDNA met deze mutaties detecteren. De ctDNA-concentraties in zowel plasma als liquor varieerden sterk, met gemiddeld tachtig keer hogere concentraties in liquor dan in plasma. De ctDNA-concentraties in plasma waren significant gecorreleerd aan het tumorvolume. In liquor waren hoge ctDNA-concentraties gecorreleerd aan een periventriculaire locatie van de tumor.
Prognose en classificatie
Van de patiënten die bij diagnose positief waren voor ctDNA in het plasma vertoonde 80% progressie binnen een jaar, en was na twee jaar nog maar 29% in leven. Patiënten die bij diagnose negatief waren voor ctDNA hadden betere uitkomsten: 31% vertoonde progressie binnen een jaar, en 92% was na twee jaar nog in leven. “Door combinatie van ctDNA met tumorvolume konden we patiënten nog beter stratificeren. Patiënten met detecteerbaar ctDNA en hoge tumorvolumes hadden bijzonder slechte uitkomsten, terwijl patiënten met niet-detecteerbaar ctDNA en kleine tumorvolumes een uitzonderlijk gunstige overleving hadden van 100% na twee jaar”, vertelde Scherer. Ook de ctDNA-status tijdens de behandeling was voorspellend voor de progressievrije en algehele overleving.
De onderzoekers ontwikkelden een classificatiescore op basis van het mutatieprofiel van CNSL. Hiermee konden ze CNSL classificeren met een sensitiviteit van 59% in liquor en 25% in plasma. De specificiteit was 100%, er waren geen fout-positieven in materiaal van niet-CNSL-hersentumoren. “Met ctDNA zou bij een groot deel van de patiënten op een niet-invasieve wijze CNSL kunnen worden geïdentificeerd”, aldus Scherer.
Referenties
1. Kurtz DM, et al. Nat Biotechnol 2021;39:1537-47.
2. Mutter JA, et al. ASH 2021: abstr 6.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2022 vol 7 nummer 1