Axicabtageen ciloleucel is geregistreerd als cellulaire immunotherapie bij eerder behandelde patiënten met grootcellig B-cellymfoom. Tijdens de virtuele 62e ASH Annual Meeting 2020 presenteerde dr. Caron Jacobson (Boston, Verenigde Staten) de resultaten van de fase 2-ZUMA-5-studie. Deze studie liet zien dat axicabtageen ciloleucel ook bij uitvoerig voorbehandelde patiënten met indolent non-hodgkinlymfoom geassocieerd is met een veelbelovende werkzaamheid, waaronder een percentage complete respons van 76%.1
Patiënten met gevorderd, indolent non-hodgkinlymfoom (iNHL), waaronder folliculair en marginalezonelymfoom (FL en MZL), ontwikkelen vaak een recidief op de standaardbehandeling. Voor patiënten met recidief/refractair (R/R) iNHL zou behandeling met axicabtageen ciloleucel (axi-cel) een geschikte optie kunnen zijn. Axi-cel is een cellulaire immunotherapie bestaande uit autologe T-cellen gemodificeerd met een CD19-specifieke chimere antigeenreceptor. Eerder liet de eenarmige fase 1/2-ZUMA-1-studie zien dat bij patiënten met R/R grootcellig B-cellymfoom axi-cel geassocieerd was met een aanzienlijke werkzaamheid, waaronder een percentage complete respons (CR) van 58%.2,3
De multicenter, eenarmige fase 2-ZUMA-5-studie onderzocht de werkzaamheid en veiligheid van axi-cel bij patiënten met R/R FL of MZL na minimaal twee eerdere lijnen van behandeling. De primaire uitkomstmaat was het objectieve responspercentage (ORR) bepaald door een onafhankelijke centrale beoordelingscommissie.
Goede respons
Ten tijde van de primaire analyse kwamen 146 iNHL-patiënten die waren behandeld met axi-cel in aanmerking voor de veiligheidsanalyse. Hiervan werden 84 FL-patiënten, met een follow-up van twaalf maanden, en twintig MZL-patiënten, met een follow-up van ten minste één maand, geïncludeerd in de werkzaamheidsanalyse. Bij de MZL-populatie betrof dit een verkennende analyse.
“In de gecombineerde populatie (n=104) was de onafhankelijk bepaalde ORR 92%, met een CR-percentage van 76%. In de FL- en MZL-cohorten was de ORR respectievelijk 94% en 85%, en de CR-percentages 80% en 60%. Hierbij zijn de lagere responspercentages mogelijk te verklaren door het feit dat 15% van de MZL-patiënten volgens de centrale beoordeling geen meetbare ziekte had op baseline of daarna. Van de 25 FL-patiënten die initieel een partiële respons hadden, had 52% een CR na mediaan 2,2 maanden. Een subgroepanalyse leverde geen ziekte- of patiëntkenmerken op die geassocieerd waren met respons. De mediane responsduur werd niet bereikt bij de FL-patiënten en was 10,6 maanden in het MZL-cohort. In het FL-cohort had 78% van de patiënten met een CR en 17% van de patiënten met een partiële respons een aanhoudende respons. Na een mediane follow-up van 17,5 maanden werd de mediane progressievrije overleving niet bereikt in het FL-cohort en was deze 11,8 maanden in het MZL-cohort. De mediane algehele overleving werd in beide cohorten niet bereikt. Verder had 86% van de patiënten in de gecombineerde populatie bijwerkingen van graad 3 of meer. Deze bijwerkingen waren over het algemeen goed beheersbaar en bestonden met name uit cytopenieën (70%) en infecties (16%). Tien patiënten (7%) ontwikkelden graad ≥3-cytokinereleasesyndroom, waaraan één patiënt overleed”, aldus Caron Jacobson.
Referenties
1. Jacobson C, et al. ASH 2020; abstr 700.
2. Neelapu SS, et al. N Engl J Med 2017;377:2531-44.
3. Locke FL, et al. Lancet Oncol 2019;20:31-42.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer