Resultaten van de fase 3-MIRASOL-studie laten zien dat mirvetuximab soravtansine vergeleken met chemotherapie geassocieerd is met een significant betere progressievrije en algehele overleving bij patiënten met platinumresistent ovariumcarcinoom met een hoge expressie van de folaatreceptor-alfa. Daarnaast werd mirvetuximab soravtansine goed verdragen en was het toxiciteitsprofiel over het algemeen gunstiger dan dat van chemotherapie. “Deze resultaten zullen de dagelijkse praktijk veranderen”, zei prof. dr. Kathleen Moore (Oklahoma City, Verenigde Staten) tijdens de 2023 ASCO Annual Meeting.
Mirvetuximab soravtansine (MIRV) is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat gericht tegen de folaatreceptor-alfa (FRα), die tot expressie komt op vrijwel alle ovariumcarcinomen.1 Resultaten van de SORAYA-studie lieten zien dat MIRV goed werd verdragen en geassocieerd was met een objectief responspercentage (ORR) van 32% en een mediane responsduur van 6,9 maanden bij patiënten met FRα-hoogpositief ovariumcarcinoom die eerder behandeld waren met platinumbevattende chemotherapie en bevacizumab.2
“MIRASOL is een gerandomiseerde fase 3-studie waarin de werkzaamheid en veiligheid wordt onderzocht van MIRV versus standaard chemotherapie (naar keuze van de onderzoeker) bij patiënten met platinumresistente, gevorderde epitheliale ovarium-, primaire peritoneale of eileiderkankers met hoge FRα-expressie. De primaire uitkomstmaat is de onderzoekerbepaalde progressievrije overleving (PFS)”, aldus Kathleen Moore.
Betere PFS en OS
Uit een analyse van de primaire uitkomstmaat blijkt dat MIRV versus chemotherapie geassocieerd was met een significant betere PFS.3 Moore: “De mediane PFS met MIRV (n=227) was 5,62 maanden versus 3,98 maanden met chemotherapie (n=226; HR 0,65; 95% Bi 0,52-0,81; p<0,0001). In de Kaplan-Meier-grafiek is te zien dat beide curves vroeg in de behandeling uit elkaar wijken. Daarnaast verbeterde MIRV de ORR van 16% met chemotherapie naar 42% (OR 3,81; p<0,0001). Een bepaling van de PFS en ORR door een geblindeerde, onafhankelijke en centrale review bevestigde de onderzoekerbepaalde resultaten. Bovendien was MIRV versus chemotherapie geassocieerd met een 33% lager risico op overlijden. De mediane algehele overleving was 16,46 maanden met MIRV versus 12,75 maanden met chemotherapie (HR 0,67; 95% BI 0,50-0,89; p=0,0046).”
Goed verdragen
De toxiciteitsanalyse laat zien dat MIRV over het algemeen een gunstiger toxiciteitsprofiel had dan chemotherapie. Moore: “Vergeleken met chemotherapie was MIRV geassocieerd met minder behandelingsgerelateerde bijwerkingen (TEAE’s) van graad 3 of hoger (42% met MIRV versus 54% met chemotherapie) en ernstige bijwerkingen (24% versus 33%). Daarnaast werd de behandeling met MIRV minder vaak wegens TEAE’s gestopt dan chemotherapie, respectievelijk bij 9% en 16% van de patiënten. MIRV had vrijwel geen hematologische bijwerkingen en was vergeleken met chemotherapie geassocieerd met (veel) minder perifere neuropathie en alopecia. MIRV en chemotherapie waren geassocieerd met een vergelijkbare incidentie van behandelingsgerelateerde, laaggradige diarree en misselijkheid. Oculaire toxiciteit, voornamelijk laaggradig, kwam vaker voor met MIRV dan met chemotherapie. Oculaire toxiciteit resulteerde echter slechts bij vier patiënten in stopzetting van de behandeling met MIRV.”
Referenties
1. Markert S, et al. Anticancer Res 2008;28:3567-72.
2. Matulonis UA, et al. J Clin Oncol 2023;41:2436-45.
3. Moore KN, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 17): abstr LBA5507.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2023 vol 8 nummer 2
Commentaar dr. Judith Kroep (internist-oncoloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden) en dr. Nelleke Ottevanger (internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen)
Tijdens de 2023 ASCO Annual Meeting presenteerde prof. dr. Gabe Sonke (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) de definitieve resultaten van de OVHIPEC-1-studie met tien jaar follow-up.1 In deze studie is het toevoegen van hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC) aan complete optimale intervaldebulking onderzocht bij stadium III-ovariumcarcinoom. De behandeling met HIPEC gaf een winst in recidiefvrije overleving van vier maanden ten opzichte van alleen complete optimale intervaldebulking. De winst in algehele overleving (OS) was bijna twaalf maanden (HR 0,70). We kijken daarom uit naar de resultaten van de nog lopende OVHIPEC-2-studie.
Een andere chirurgische studie naar de behandeling van het cervixcarcinoom die in Chicago gepresenteerd werd, was de SHAPE-studie.2 In deze non-inferioriteitsstudie werden patiënten met stadium IA2- of IB1-cervixcarcinoom met laesies kleiner dan 2 cm geïncludeerd en gerandomiseerd naar een simpele hysterectomie met verwijdering van de pelviene lymfeklieren of een radicale hysterectomie met verwijdering van de pelviene lymfeklieren. Deze studie was positief. Het verschil in het optreden van een recidief was minder dan de bovenste 95%-betrouwbaarheidsgrens van 4% die de onderzoekers vooraf vastgesteld hadden. De simpele hysterectomie gaf daarbij minder neveneffecten. Het zou erg mooi zijn als dit de standaardbehandeling wordt voor deze patiëntengroep.
We keken verder enorm uit naar de resultaten van de DUO-O-studie naar het toevoegen van durvalumab aan paclitaxel/carboplatine en bevacizumab, gevolgd door een onderhoudsbehandeling met durvalumab met of zonder olaparib bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd stadium III-IV ovariumcarcinoom.3 Nu betrof het de resultaten van de patiënten zonder BRCA-mutatie. De studie behaalde de primaire uitkomstmaat, waarbij een winst in progressievrije overleving (PFS) gezien werd van vijf maanden (HR 0,63). Een belangrijke kanttekening bij deze studie is het feit dat de controlearm niet de huidige standaard met een PARP-remmer kreeg. Dit maakt interpretatie van de studie moeilijk. De PFS-curves van de behandeling met durvalumab liepen dicht bij de curves van de behandeling met chemotherapie, wat de vraag oproept of de gevonden winst niet met name door de behandeling met olaparib gedreven werd. Maar de follow-up van de studie is nog erg kort. We zullen de overlevingswinst op lange termijn nog moeten afwachten. Tevens volgen nog resultaten van studies met wel een PARP-remmer in de controlearm.
Tot slot werd er een studie gepresenteerd naar het antilichaam-geneesmiddelconjugaat mirvetuximab soravtansine, gericht tegen de folaatreceptor, bij patiënten met platinumresistent gevorderd ovariumcarcinoom: de MIRASOL-studie.4 Om deel te kunnen nemen aan deze studie moest sprake zijn van een folaatreceptorexpressie van minstens 75%. Dit was uiteindelijk bij 30% van de gescreende patiënten het geval. Zij werden gerandomiseerd naar mirvetuximab soravtansine of chemotherapie naar keuze van de onderzoeker. Wat betreft de primaire uitkomstmaat, de PFS, werd slechts een heel klein verschil gezien tussen beide studiearmen (1,6 maanden in het voordeel van mirvetuximab soravtansine), maar met een HR van 0,65. De OS-winst was wel bijna vier maanden en dat is bijzonder, want we hebben niet eerder een OS-winst gezien bij patiënten met platinumresistent ovariumcarcinoom.
Referenties
1. Aronson L, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 16): abstr 5509.
2. Plante M, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 17): abstr LBA5511.
3. Harter P, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 17): abstr LBA5506.
4. Moore N, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 17): abstr LBA5507.
In een podcast bespreken dr. Judith Kroep en dr. Nelleke Ottevanger naast bovenstaande studies de CHIPOR-studie naar HIPEC bij gerecidiveerd platinumsensitief ovariumcarcinoom, de definitieve OS-data van de KEYNOTE-826-studie en de RUBY-studie met dorstalimab. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts