Bij patiënten met progressieve, hormoonreceptor-positieve, HER2-negatieve, gevorderde borstkanker na palbociclib plus endocriene therapie blijkt in de tweede lijn de toevoeging van palbociclib aan een niet eerder gegeven vorm van endocriene therapie niet geassocieerd met een betere progressievrije of algehele overleving. Daarnaast ging deze toevoeging gepaard met een toename in toxiciteit. Deze resultaten van de fase 2-PALMIRA-studie werden tijdens de 2023 ASCO Annual Meeting gepresenteerd door dr. Antonio Llombart-Cussac (Barcelona, Spanje).
Endocriene therapie (ET) in combinatie met een CDK4/6-remmer is een effectieve en veilige eerstelijnsbehandeling bij patiënten met hormoonreceptor-positieve (HR+), HER2-negatieve (HER2-), gevorderde borstkanker. Het is echter onduidelijk wat de optimale therapie is bij patiënten met progressieve ziekte.
In de gerandomiseerde fase 2-PALMIRA-studie studie werd bij patiënten met progressief, HR+, HER2-, gevorderd mammacarcinoom na palbociclib plus ET de uitkomst onderzocht van tweedelijnsbehandeling met palbociclib plus een niet eerder gegeven ET. Hiervoor werden de patiënten 2:1 gerandomiseerd naar palbociclib plus fulvestrant of letrozol dan wel alleen fulvestrant of letrozol. De primaire uitkomstmaat was de onderzoekerbepaalde progressievrije overleving (PFS).
Vergelijkbaar
Na een mediane follow-up van 13,2 maanden blijkt uit de analyse van de primaire uitkomstmaat dat de toevoeging van palbociclib aan ET in de tweede lijn niet geassocieerd was met een significant betere onderzoekerbepaalde PFS.1 “De mediane PFS met palbociclib plus ET (n=136) was 4,9 maanden en met alleen ET 3,6 maanden (n=62; HR 0,84; 95% BI 0,66-1,07; p=0,149). Opvallend was dat palbociclib plus ET na zes maanden geassocieerd was met een superieure PFS (42,1% versus 29,1% met alleen ET), maar dat de PFS na twaalf maanden vrijwel identiek was (12,4% versus 12,3%)”, aldus Antonio Llombart-Cussac. De toevoeging van palbociclib aan ET was in geen enkele vooraf gespecificeerde subgroep geassocieerd met een significant betere PFS. Verder was het objectieve responspercentage 4,4% in de palbociclibarm versus 1,6% in de controlearm. Het klinische-voordeelpercentage was respectievelijk 41,9% en 27,4%. Er was geen significant verschil in algehele overleving in de twee studiearmen.
Toxiciteit
Uit de toxiciteitsanalyse bleek dat in de PALMIRA-studie palbociclib plus ET niet resulteerde in nieuwe veiligheidssignalen. Behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 of 4 kwamen voor bij 45,9% van de patiënten in de palbociclibarm en 10,0% van de patiënten in de controlearm. Ernstige bijwerkingen werden geconstateerd bij respectievelijk 6,7% en 3,3% van de patiënten. Wegens bijwerkingen werd de therapie gestopt bij 3,7% van de patiënten behandeld met palbociclib plus ET versus 1,7% van de patiënten behandeld met ET alleen. Door bijwerkingen overleed respectievelijk 1,5% en 0% van de patiënten.
Referentie
1. Llombart-Cussac A, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 16): abstr 1001.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer