Uit de resultaten van de gerandomiseerde fase 3-NeoCol-studie blijkt dat bij patiënten met lokaal gevorderd colorectaal carcinoom neoadjuvante chemotherapie gevolgd door chirurgie versus chirurgie alleen niet geassocieerd is met een significant betere ziektevrije overleving. Wel leidde de neoadjuvante behandeling tot downsizing en downstaging en mogelijk minder complicaties van de chirurgie, vertelde dr. Lars Henrik Jensen (Kopenhagen, Denemarken) tijdens de 2023 ASCO Annual Meeting.
In de Scandinavische fase 3-NeoCol-studie werd onderzocht of neoadjuvante chemotherapie geassocieerd is met een betere uitkomst bij patiënten met lokaal gevorderd colorectaal carcinoom. Hiertoe werden de patiënten 1:1 gerandomiseerd naar neoadjuvante chemotherapie met drie cycli CAPOX of vier cycli FOLFOX plus chirurgie dan wel chirurgie alleen. Behandeling met adjuvante chemotherapie was afhankelijk van de postoperatieve stadiëring en werd verminderd met het aantal cycli van een eventuele neoadjuvante behandeling. De primaire uitkomstmaat was de ziektevrije overleving (DFS). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere het percentage patiënten die behandeld werden met adjuvante therapie, de algehele overleving (OS) en de toxiciteit.
Complicaties
Uit de resultaten blijkt dat in de experimentele (n=126) en controlearm (n=122) respectievelijk 25% en 32% van de patiënten werd behandeld met laparotomie en 75% en 68% met laparoscopische chirurgie.1 “Neoadjuvante chemotherapie gevolgd door chirurgie bleek een veilige behandeling. Hoewel de aantallen patiënten klein zijn, kwamen postoperatieve ileus en naadlekkage minder vaak voor bij patiënten behandeld met neoadjuvante chemotherapie en chirurgie dan bij patiënten die alleen chirurgisch werden behandeld. Daarnaast was de neoadjuvante chemotherapie geassocieerd met verkleining van de tumor en complete responsen bij 3% van de patiënten versus 0% in de controlearm. Vasculaire invasie kwam voor bij 25% van de patiënten in de experimentele arm versus 39% in de controlearm. Van de patiënten die behandeld werden met neoadjuvante chemotherapie plus chirurgie had 59% een indicatie voor adjuvante chemotherapie, vergeleken met 73% van de patiënten die alleen geopereerd werden (p=0,03)”, aldus Lars Jensen.
DFS vergelijkbaar
Tussen de twee studiearmen werden geen grote verschillen gevonden in de incidentie van bijwerkingen van graad 3 of 4. Jensen: “Wel was er een trend te zien dat tijdens de behandeling en follow-up neurotoxiciteit minder vaak voorkwam in de experimentele arm dan in de controlearm. Ten aanzien van de DFS, de primaire uitkomstmaat van de studie, werd geen significant verschil gevonden tussen beide behandelstrategieën. Ook de OS was na beide behandelingen vergelijkbaar.”
Referentie
1. Jensen LH, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 17): abstr LBA3503.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer