Na vier jaar follow-up blijft de combinatie enfortumab vedotin plus pembrolizumab klinisch relevante effectiviteit vertonen in de eerste lijn bij patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom die niet in aanmerking komen voor therapie met cisplatine. Dr. Shilpa Gupta (Cleveland, Verenigde Staten) presenteerde tijdens de 2023 ASCO Annual Meeting een update van cohort A van de EV-103-studie.
Voor patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (la/mUC) die niet in aanmerking komen voor eerstelijnsbehandeling met cisplatine bestaat behoefte aan nieuwe behandelopties. Slechts een selecte groep komt in aanmerking voor onderhoudstherapie met avelumab of monotherapie met immuuncheckpointremmers.
In de EV-103-studie liet de combinatie enfortumab vedotin (EV) met pembrolizumab snelle, duurzame responsen zien met hanteerbare toxiciteit bij niet eerder behandelde patiënten met la/mUC die niet in aanmerking kwamen voor cisplatine.1 Deze combinatie werd daarop versneld goedgekeurd in de Verenigde Staten. Shilpa Gupta presenteerde een update van cohort A van deze studie bij een mediane follow-up van 47 maanden.2
EV-103-studie
EV is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat dat bindt aan nectin-4 op tumorcellen, wat leidt tot directe cytotoxiciteit en immunogene celdood, waardoor T-cellen worden geactiveerd. Combinatie met een checkpointremmer zou complementair kunnen zijn aan de werking van EV.
EV-103 is een fase 1b/2-studie met meerdere cohorten in de eerste lijn bij patiënten met la/mUC die niet in aanmerking kwamen voor cisplatine. Gupta presenteerde de gecombineerde resultaten van het dosis-escalatiecohort en expansiecohort A met de combinatie EV + pembrolizumab (n=45 in totaal). De meeste patiënten waren man, blank en gemiddeld 69 jaar oud. 84% van de patiënten had viscerale ziekte, 31% had levermetastasen.
Hoge respons
De mediane behandelduur was zeven maanden. In die periode kregen de patiënten mediaan negen kuren EV + pembrolizumab. Na een mediane follow-up van 47 maanden is 40% van de patiënten nog onder behandeling. De belangrijkste redenen om te stoppen met de behandeling waren progressieve ziekte en bijwerkingen.
“Het objectieve responspercentage (ORR) volgens onafhankelijke beoordeling was 73,3%, vergelijkbaar met de eerder gerapporteerde ORR naar oordeel van de onderzoekers. Er waren 15,6% complete responsen en 57,8% partiële responsen”, vertelde Gupta. Eerstelijnsbehandeling met EV + pembrolizumab resulteerde in duurzame responsen: de mediane responsduur was 22,1 maanden. Na twaalf maanden was 55,0% van de patiënten vrij van progressie, en na 24 maanden 41,1%. De mediane progressievrije overleving was 12,7 maanden. Gupta wees erop dat de curve na 24 maanden vlak bleef, “uniek voor deze patiëntenpopulatie.” De mediane algehele overleving was 26,1 maanden. “Ook deze curve blijft vlak bij een mediane follow-up van 47 maanden.”
Hanteerbare bijwerkingen
De behandelingsgerelateerde bijwerkingen kwamen overeen met die eerder gerapporteerd werden voor EV + pembrolizumab. Verhoogde lipasewaarden van graad 3 of hoger kwam voor bij 18% van de patiënten, maar was niet klinisch significant. Eén patiënt overleed door multi-orgaanfalen in de context van bulleuze dermatitis. Bijwerkingen gerelateerd aan EV - waaronder huidreacties, perifere neuropathie en oogproblemen zoals droge ogen en wazig zien - waren over het algemeen laaggradig en reversibel. De meest voorkomende bijwerkingen gerelateerd aan pembrolizumab waren ernstige huidreacties (22,2% graad 3 of hoger), die in deze studie vaker werden gerapporteerd dan in voorgaande studies.
Gupta concludeerde: “EV + pembrolizumab laat klinisch relevante effectiviteit zien met een hoge, bevestigde ORR, duurzame responsen en een mediane overleving langer dan twee jaar. Het voordeel van EV + pembrolizumab zal verder onderzocht worden in de fase 3-EV-302-studie in een bredere patiëntenpopulatie die in aanmerking komt voor platinumhoudende therapie in de eerste lijn.”
Referenties
1. Hoimes CJ, et al. J Clin Oncol 2023;41:22-31.
2. Gupta S, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 16): abstr 4505.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist