De CONTINUUM-studie laat zien dat het toevoegen van sintilimab aan inductiechemotherapie en gelijktijdige chemoradiotherapie een significante verbetering van de eventvrije overleving geeft bij patiënten met hoog-risico, lokaal gevorderd nasofarynxcarcinoom. Prof. dr. Jun Ma (Guangzhou, China) presenteerde deze resultaten tijdens de 2023 ASCO Annual Meeting.
Inductiechemotherapie met gemcitabine en cisplatine voorafgaand aan chemoradiotherapie gaf een significante verbetering van de algehele overleving (OS) van patiënten met lokaal gevorderd nasofarynxcarcinoom.1 “Ondanks dit geïntensiveerde regime ontwikkelt ongeveer 20% van de patiënten een recidief of metastasen”, zei Jun Ma. “Het nasofarynxcarcinoom wordt over het algemeen gekenmerkt door een overvloedige infiltratie van lymfocyten en het merendeel van de tumorcellen brengt PD-L1 tot expressie.” Dit was de rationale voor het geven van immunotherapie bij patiënten met nasofarynxcarcinoom in de recidief- of gemetastaseerd setting. “De rol van PD-1-remming bij lokaal gevorderd nasofarynxcarcinoom is nog onduidelijk”, zei Ma. “Daarom hebben we de gerandomiseerde fase 3-CONTINUUM-studie opgezet.”
Twaalf cycli sintilimab
In deze studie zijn 425 patiënten met hoog-risico, lokaal gevorderd nasofarynxcarcinoom geïncludeerd en 1:1 gerandomiseerd naar een behandeling met inductiechemotherapie (gemcitabine/cisplatine) gevolgd door gelijktijdige chemoradiotherapie met of zonder de PD-1-remmer sintilimab (gedurende twaalf cycli).2 De primaire uitkomstmaat was de eventvrije overleving (EFS) en secundaire uitkomstmaten omvatten de OS, locoregionale recidiefvrije overleving, afstandsmetastasevrije overleving, het veiligheidsprofiel en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (HRQoL). In totaal voltooide 70,8% van de patiënten in de sintilimabgroep de twaalf cycli met de PD-1-remmer.
Risicoreductie van 41%
De resultaten lieten zien dat de toevoeging van sintilimab aan het schema met inductiechemotherapie en chemoradiotherapie een significante reductie van 41% gaf van het risico op een event. Het percentage patiënten dat eventvrij was na drie jaar betrof 86,1% in de sintilimabgroep en 76,0% in de controlegroep (HR 0,59; 95% BI 0,38-0,92; p=0,019). Het percentage patiënten zonder afstandsmetastasen na drie jaar was 90,3% in de sintilimabgroep en 82,8% in de controlegroep (HR 0,57; 95% BI 0,33-0,98; p=0,039) en het percentage patiënten zonder locoregionaal recidief na drie jaar was respectievelijk 93,4% versus 86,8% (HR 0,52; 95% BI 0,27-0,97; p=0,038). Ma: “We zagen geen verschil in OS tussen beide groepen, maar hiervoor is waarschijnlijk een langere follow-up nodig.”
Vergelijkbare HRQoL
De incidentie van bijwerkingen van graad 3 of 4 was 74,2% in de sintilimabgroep en 65,4% in de controlegroep. Het aantal patiënten met een graad 5-bijwerking was respectievelijk twee versus één. Bij 9,6% van de patiënten in de sintilimabgroep traden immuungerelateerde bijwerkingen van graad 3 of 4 op. De meest voorkomende waren uitslag, pruritus en verhoogde amylasewaarden. De verandering in HRQoL was vergelijkbaar tussen beide studiearmen.
“Deze resultaten van de CONTINUUM-studie ondersteunen sintilimab gecombineerd met inductiechemotherapie en gelijktijdige chemoradiotherapie als mogelijke nieuwe standaardbehandeling voor patiënten met hoog-risico, lokaal gevorderd nasofarynxcarcinoom”, aldus Ma.
Referenties
1. Zhang Y, et al. J Clin Oncol 2022;40:2420-25.
2. Ma J, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 17): abstr LBA6002.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist