De resultaten van een geplande interimanalyse van de fase 3-Neotorch-studie laten zien dat een perioperatieve behandeling met toripalimab plus chemotherapie een significant betere eventvrije overleving geeft dan placebo plus chemotherapie bij patiënten met stadium III niet-kleincellig longcarcinoom. Ook was er een trend naar een betere overleving met toripalimab, aldus dr. Shun Lu (Shanghai, China), die deze resultaten tijdens de 2023 ASCO Annual Meeting presenteerde.
In de Neotorch-studie werden 404 patiënten met resectabel, stadium II of stadium III niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) 1:1 gerandomiseerd naar een neoadjuvante behandeling met toripalimab plus platinumbevattende chemotherapie of placebo plus chemotherapie (drie cycli). Na chirurgie ontvingen de patiënten een adjuvante behandeling (één cyclus) met toripalimab plus chemotherapie of placebo plus chemotherapie, gevolgd door een onderhoudsbehandeling (tot maximaal dertien cycli) met toripalimab of placebo. De primaire uitkomstmaten waren de eventvrije overleving (EFS) bepaald door de onderzoeker en de majeure pathologische respons (MPR). Beide uitkomstmaten werden bepaald voor patiënten met stadium III-NSCLC én voor patiënten met NSCLC in stadium II en III. Shun Lu presenteerde de vooraf gespecificeerde interimanalyse voor alleen de patiënten met stadium III-NSCLC.1
Surrogaat voor werkzaamheid
De meeste patiënten (>87%) voltooiden drie cycli van de neoadjuvante behandeling. Lu: “In de toripalimabgroep werd bij 17,8% van de patiënten geen operatie uitgevoerd (voornamelijk omdat de patiënt de operatie weigerde) ten opzichte van 26,7% in de placebogroep (voornamelijk wegens ziekteprogressie).” Het aantal R0-resecties kwam redelijk overeen tussen beide groepen.
De EFS bepaald door de onderzoeker was ten tijde van deze analyse nog niet behaald in de toripalimabgroep versus 15,1 maanden in de placebogroep (HR 0,40; 95% BI 0,277-0,565; p<0,0001). Deze verbetering in EFS werd gezien in verschillende subgroepen, waaronder alle PD-L1-subgroepen (PD-L1 <1%, PD-L1 1-49% en PD-L1 ≥50%) en bij zowel patiënten met squameuze als niet-squameuze histologie. De MPR was 48,5% in de toripalimabgroep en 8,2% in de placebogroep (95% BI 32,2-48,1; p<0,0001). Lu: “Ook bleek de MPR voorspellend te zijn voor de EFS in zowel de immunotherapie- als de chemotherapiegroep. Dit betekent dat de MPR een surrogaat voor werkzaamheid kan zijn.” Daarnaast werd bij 24,8% van de patiënten in de toripalimabgroep versus 1% van de patiënten in de placebogroep een pathologisch complete respons (pCR) gezien (95% BI 17,6-29,8; p<0,0001). Ook de pCR bleek in beide groepen voorspellend voor de werkzaamheid. De resultaten voor de algehele overleving (OS) waren nog niet matuur, maar lieten een trend zien naar een betere OS in de toripalimabgroep.
Standaardbehandeling
Het aantal bijwerkingen dat optrad tijdens de behandeling kwam redelijk overeen tussen beide groepen. Wel waren er in de toripalimabgroep in absolute zin meer bijwerkingen van graad 3 of hoger en bijwerkingen die leidden tot het staken van de behandeling. Wat betreft de immuungerelateerde bijwerkingen werden voornamelijk thyreoïddisfunctie en huiduitslag gerapporteerd. Er werden geen verschillen gezien tussen beide studiearmen wat betreft chirurgiegerelateerde postoperatieve complicaties.
Lu concludeerde dat toripalimab plus chemotherapie een significant betere EFS geeft dan placebo plus chemotherapie bij stadium III-NSCLC. “Deze resultaten van de Neotorch-studie, maar ook van andere studies, wijzen erop dat perioperatieve immunotherapie plus chemotherapie tot de standaardbehandeling zou moeten horen van patiënten met stadium III-NSCLC”, aldus Lu.
Referentie
1. Lu S, et al. J Clin Oncol 2023;41 (suppl 16): abstr 8501.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist