Tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting presenteerde dr. Karim Chamie (Los Angeles, Verenigde Staten) veelbelovende resultaten van de fase 2/3-QUILT 3032-studie bij uitvoerig voorbehandelde patiënten met niet-spierinvasief blaascarcinoom. De resultaten lieten zien dat intravesicale behandeling met de IL-15-superagonist N-803 plus Bacillus Calmette-Guerin goed werd verdragen en geassocieerd was met diepe en duurzame responsen en vermijding van radicale cystectomie bij de overgrote meerderheid van de patiënten.
Patiënten met niet-spierinvasief blaascarcinoom (NMIBC) die niet reageren op Bacillus Calmette-Guerin (BCG) hebben beperkte behandelopties. N-803 is een IL-15-superagonist die de antitumorrespons van CD8-positieve T-cellen en natural-killercellen stimuleert.1 De resultaten van een fase 1b-studie lieten zien dat intravesicaal toegediend N-803 in combinatie met BCG goed werd verdragen en geassocieerd was met een complete respons van ten minste zes jaar bij alle negen BCG-naïeve patiënten met NMIBC.2
In de fase 2/3-QUILT 3032-studie onderzocht men de uitkomst van N-803 plus BCG bij patiënten met BCG-refractair NMIBC. Hiervoor werden patiënten met carcinoma in situ (CIS) met of zonder papillair urotheelcelcarcinoom (cohort A) of papillair urotheelcelcarcinoom zonder CIS (cohort B) wekelijks gedurende zes weken intravesicaal behandeld met 50 mg BCG plus 400 mg N-803, gevolgd door een onderhoudsbehandeling van twee jaar met de mogelijkheid tot verlenging. De primaire uitkomstmaat was het percentage complete respons (CR). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de CR-duur, de tijd tot cystectomie en de veiligheid.
Goed verdragen
Op het moment van analyse waren in cohort A 84 patiënten geïncludeerd met een mediane leeftijd van 73 jaar en een ECOG performance score (PS) van 0, 1 of 2 bij respectievelijk 81%, 19% en 0% van de patiënten.3 In cohort B was de mediane leeftijd 72 jaar en had 77%, 17% en 6% van de patiënten een PS van respectievelijk 0, 1 of 2. In beide cohorten waren de patiënten gemiddeld vier keer behandeld met een transurethrale resectie van de tumor en bestond de meerderheid uit mannen (respectievelijk 87% en 74%). In de cohorten A en B waren de patiënten eerder behandeld met respectievelijk gemiddeld 16,6 en 12,3 doses BCG. Daarnaast werden de patiënten eerder behandeld met chemotherapie, antilichaam-geneesmiddelconjugaten en/of immunotherapie.
“De behandeling met N-803 en BCG werd goed verdragen en was geassocieerd met behandelingsgerelateerde of immuungerelateerde ernstige bijwerkingen bij respectievelijk 1% en 0% van de patiënten. Geen van de patiënten had een behandelingsgerelateerde bijwerking van graad 4 of 5 en de meeste bijwerkingen waren van graad 1 of 2. De frequentst voorkomende behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 1 of 2 waren dysurie (22%), pollakisurie (20%), hematurie (17%) en vermoeidheid (16%)”, aldus Karim Chamie.
Complete responsen
In cohort A had 71% van de patiënten een CR en was de mediane responsduur 26,6 maanden. Chamie: “Na twaalf, achttien en 24 maanden had respectievelijk 61,6%, 56,3% en 53,2% van de patiënten nog steeds een CR. Bij een mediane follow-up van 23,9 maanden werd een cystectomie uitgevoerd bij 16% van alle patiënten in cohort A en bij 9% van de patiënten met een CR. De blaaskankerspecifieke progressievrije overleving was 96,4% na zowel twaalf, achttien als 24 maanden. De blaaskankerspecifieke algehele overleving was 100% na twee jaar. Op het moment van analyse had 36% van de patiënten nog een CR. De incidentie van de CR’s was onafhankelijk van de kenmerken van de patiënten of hun tumoren.”
Na een mediane follow-up van 20,7 maanden was de mediane ziektevrije overleving (DFS) in cohort B 19,3 maanden. “Na twaalf, achttien en 24 maanden was het DFS-percentage respectievelijk 55%, 51% en 48%. Net als in cohort A was de werkzaamheid van N-803 plus BCG onafhankelijk van de patiënt- en tumorkenmerken. Bij 72 van de 77 patiënten (94%) werd door de behandeling met N-803 en BCG een radicale cystectomie voorkomen. Verder had de behandeling ook in cohort B een uitstekend toxiciteitsprofiel. Zo had geen enkele patiënt behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 4 of 5 dan wel behandelingsgerelateerde of immuungerelateerde ernstige bijwerkingen”, vertelde Chamie.
Referenties
1. Bergamaschi C, et al. Cancers 2021;13:837.
2. Rosser CJ, et al. Oncoimmunology 2021;10:1912885.
3. Chamie K, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 4508.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2022 vol 7 nummer 2
Commentaar dr. Debbie Robbrecht, internist-oncoloog, Erasmus MC Kankerinstituut, Rotterdam
Tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting werden veelbelovende resultaten gepresenteerd van studies naar nieuwe behandelingen voor prostaat- en blaascarcinoom. Bijvoorbeeld van de fase 2/3-QUILT-3.032-studie waarin men de werkzaamheid en veiligheid onderzocht van het T- en natural-killercel-activerende IL-15-fusie-eiwit N-803 plus Bacillus Calmette-Guerin (BCG) bij 160 patiënten met BCG-refractair, niet-spierinvasief blaascarcinoom. Hiervan hadden 83 patiënten carcinoma in situ (CIS; cohort A) en 77 patiënten een papillair urotheelcelcarcinoom (cohort B).1 De resultaten lieten zien dat behandeling met N-803 plus BCG geassocieerd was met een veelbelovend percentage complete respons (CR) van 71% bij patiënten met CIS en een mediane CR-duur van 24,1 maanden. Na twee jaar had 96% van de patiënten nog geen progressie naar spierinvasieve blaaskanker. Bij patiënten met een papillair urotheelcelcarcinoom was de ziektevrije overleving na twee jaar 48%. Daarnaast bleek na twee jaar cystectomie nog steeds niet nodig te zijn bij meer dan 90% van de patiënten in beide cohorten. De behandeling werd bovendien goed verdragen en was geassocieerd met weinig systemische bijwerkingen, zoals we die bijvoorbeeld kennen van immunotherapie.
Een tweede studie betrof de gerandomiseerde fase 3-TheraP-studie waarin men de werkzaamheid en veiligheid bepaalde van 177Lu-PSMA-617 vergeleken met cabazitaxel bij patiënten met progressief, PSMA-positief, gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC) na eerdere behandeling met ten minste docetaxel. Uit de gepresenteerde resultaten bleek echter dat de twee behandelingen geassocieerd waren met een vergelijkbare algehele overleving (OS).2 Wel is de mediane OS met beide behandelingen ongeveer negentien à twintig maanden, wat langer is dan je verwacht bij een derdelijnsbehandeling. Mogelijk heeft dit te maken met de mogelijkheid van cross-over naar de andere behandelarm. In ieder geval bevestigen de resultaten dat patiënten met PSMA-positief mCRPC baat hebben bij behandeling met 177Lu-PSMA-617 in de latere lijn, zoals ook in Nederland voor deze therapie geïndiceerd is en tijdens het ASCO-congres ook naar voren kwam op basis van een post-hoc subgroepanalyse van de gerandomiseerde fase 3-VISION-studie.3 Hierin werd getoond dat 177Lu-PSMA effectiviteit behoudt ook bij patiënten die eerder behandeld zijn met cabazitaxel.
Verder waren er nieuwe resultaten van de ENZAMET-studie. In deze gerandomiseerde fase 3-studie wordt de werkzaamheid en veiligheid onderzocht van enzalutamide plus androgeendeprivatietherapie (ADT) versus standaardbehandeling met een niet-steroïdale androgeenreceptorantagonist (NSAA) plus ADT bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, gemetastaseerd, hormoongevoelig prostaatcarcinoom (mHSPC). De geüpdatete analyse bevestigde de eerdere bevinding dat behandeling met enzalutamide plus ADT versus standaardbehandeling geassocieerd is met een significant OS-voordeel.4 Verder viel op dat 45% van de patiënten naast enzalutamide en ADT ook met docetaxel behandeld werd. De combinatie heeft geen betekenisvolle waarde ten opzichte van enkel enzalutamide toegevoegd aan ADT. Al met al bevestigen de resultaten van de ENZAMET-studie dat patiënten met mHSPC baat hebben bij een eerstelijnsbehandeling met ADT en een remmer van de androgeenreceptorpathway.
Referenties
1. Chamie K, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 4508.
2. Hofman MS, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 5000.
3. Vaishampayan N, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 5001.
4. Davis ID, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 17): abstr LBA5004.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt dr. Debbie Robbrecht naast bovenstaande studies onder andere ook resultaten van de AURA-studie waarin men de uitkomst onderzocht van neoadjuvante behandeling met avelumab met of zonder chemotherapie bij patiënten met spierinvasief blaascarcinoom, en de rol van (gemethyleerd) circulerend tumor-DNA als mogelijke biomarker bij blaaskanker. Daarnaast bespreekt Robbrecht de waarde van cabozantinib als onderhoudsbehandeling bij gemetastaseerd blaascarcinoom en de mogelijkheid om genetische afwijkingen in FGFR3 op te sporen aan de hand van HE-kleuringen van blaascarcinomen. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts