Een eerstelijnsbehandeling met nab-paclitaxel/gemcitabine direct gevolgd door FOLFOX geeft een significant betere progressievrije en algehele overleving dan alleen nab-paclitaxel/gemcitabine bij patiënten met gemetastaseerd pancreascarcinoom. Dit blijkt uit de SEQUENCE-studie, waarvan dr. Alfredo Carrato (Madrid, Spanje) de resultaten presenteerde tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting.
De rationale voor de SEQUENCE-studie was het verbeteren van de behandeluitkomsten voor patiënten met alle subtypes van het pancreascarcinoom. Een eerdere fase 1-studie naar de sequentiële behandeling met nab-paclitaxel/gemcitabine en FOLFOX liet een acceptabel veiligheidsprofiel zien bij gemetastaseerd pancreascarcinoom.1 Alfredo Carrato presenteerde tijdens het ASCO-congres de resultaten van de open-label fase 2-SEQUENCE-studie, waarin de klinische werkzaamheid van dit regime is onderzocht.2
Meer neutropenie
In de SEQUENCE-studie werden 157 patiënten met gemetastaseerd pancreascarcinoom (ECOG performance status 0 of 1) gerandomiseerd naar een eerstelijnsbehandeling met nab-paclitaxel/gemcitabine (n=79) of nab-paclitaxel/gemcitabine direct gevolgd door FOLFOX (n=78). De primaire uitkomstmaat was een verbetering in het percentage algehele overleving (OS) na één jaar. “Het toevoegen van FOLFOX zou moeten leiden tot een verbetering van dit eenjaars-OS-percentage van 34,5% naar minstens 50%”, zei Carrato.
De veiligheidsanalyse liet zien dat er in de experimentele arm met nab-paclitaxel/gemcitabine gevolgd door FOLFOX meer neutropenie (46,1% versus 24,1%) en meer trombocytopenie (23,7% versus 7,6%) gerapporteerd werden dan in de controlearm met nab-paclitaxel/gemcitabine. “Deze verschillen waren significant. Voor de overige bijwerkingen waren de verschillen tussen beide studiearmen niet statistisch significant.”
Verbetering PFS en OS
Het objectieve responspercentage was significant beter in de experimentele arm ten opzichte van de controlearm (39,7% versus 20,3%; p=0,009). De mediane tijd tot progressie was respectievelijk 9,3 maanden versus 5,3 maanden (HR 0,47; 95% BI 0,32-0,67; p<0,001). Ook de progressievrije overleving (PFS) en OS waren significant beter in de experimentele arm. De PFS verbeterde van 5,2 maanden in de controlearm naar 7,9 maanden in de experimentele arm (HR 0,52; 95% BI 0,36-0,73; p<0,001) en de OS van 9,7 maanden naar 13,2 maanden (HR 0,68; 95% BI 0,048-0,95; p=0,023). Carrato: “De studie behaalde ook de primaire uitkomstmaat. Het eenjaars-OS-percentage was 55,3% in de experimentele arm en 35,4% in de controlearm (p=0,016).”
Kwaliteit van leven
Tot slot liet Carrato voorlopige resultaten zien van de analyses naar de kwaliteit van leven. Tijdens de behandeling was de globale gezondheidsstatus alleen na week 36 beter in de experimentele arm (p=0,041) en was cognitief functioneren alleen na week 12 beter in de controlearm (p=0,022), maar niet voor of na deze tijdspunten. “We zagen geen verschillen in andere domeinen”, zei Carrato. “Globaal genomen lijkt de kwaliteit van leven vergelijkbaar tussen beide studiearmen, maar de analyses zijn nog niet afgerond.”
Hij concludeerde dat een eerstelijnsbehandeling met nab-paclitaxel/gemcitabine gevolgd door FOLFOX bij patiënten met gemetastaseerd pancreascarcinoom een betere klinische werkbaarheid laat zien dan alleen nab-paclitaxel/gemcitabine, met een acceptabel veiligheidsprofiel. “Dit is een mooie stap vooruit en een veelbelovend alternatief voor deze patiënten”, aldus Carrato.
Referenties
1. Carrato A, et al. Eur J Cancer 2020:139;51-8.
2. Carrato A, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 4022.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2022 vol 7 nummer 2
Commentaar prof. dr. Hanneke van Laarhoven, internist-oncoloog, Amsterdam UMC
Tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting werden de resultaten van de K-Umbrella GC-studie gepresenteerd.1 Mijns inziens een heel mooie studie die helaas de primaire uitkomstmaat niet gehaald heeft. In deze studie werden patiënten 1:4 gerandomiseerd naar de standaardbehandeling of een biomarkergedreven behandeling. Hierbij waren drie opties mogelijk: doelgerichte behandeling voor patiënten met een PTEN-mutatie, doelgerichte behandeling voor patiënten met EGFR-overexpressie en immunotherapie voor patiënten met EBV-positieve, PD-L1-positieve of MSI-high tumoren. De primaire uitkomstmaat was de progressievrije overleving. Deze was echter vergelijkbaar tussen de groep die de biomarkergedreven behandeling ontving en de groep die de standaardbehandeling kreeg. Maar de patiënten die behandeld werden met nivolumab leken het wel iets beter te doen. Dat laat volgens mij zien dat het zeker zinvol kan zijn om patiënten op basis van biomarkers te selecteren. Deze negatieve studie is voor mij dan ook geen reden om het biomarkergedreven onderzoek te staken. Integendeel: we moeten juist veel meer moeite steken in het identificeren van goede predictieve biomarkers voor de werkzaamheid van behandelingen.
In de DANTE-studie werd atezolizumab toegevoegd aan een perioperatieve behandeling met FLOT bij patiënten met resectabel adenocarcinoom van de maag en gastro-oesofageale overgang.2 Tijdens het ASCO-congres werden de interimresultaten van deze studie gepresenteerd. Daaruit bleek dat in de totale studiepopulatie het percentage complete pathologische responsen toenam met ongeveer 10%. De vraag is of zich dat uiteindelijk zal vertalen naar een overlevingsvoordeel voor de hele groep. Als we specifiek kijken naar de patiënten met een hoge PD-L1-score of MSI-high tumoren, dan bleek er een toename van het percentage pathologisch complete respons van ongeveer 30% te zijn. Dit zou wel een overlevingsvoordeel kunnen opleveren. Een belangrijk punt is dat 47% van de patiënten met MSI-high tumoren in de controlegroep een complete of bijna complete pathologische respons behaalde. In tegenstelling tot wat wel gedacht wordt, lijkt het dus zinvol om deze patiënten chemotherapie te geven.
Een andere interessante studie was de SEQUENCE-studie.3 Patiënten met gemetastaseerd pancreascarcinoom werden in deze studie gerandomiseerd naar een eerstelijnsbehandeling met nab-paclitaxel/gemcitabine, zoals we in Nederland ook kunnen geven, of nab-paclitaxel/gemcitabine direct gevolgd door FOLFOX. Het doel van de studie was een percentage algehele overleving (OS) na een jaar van 50% of hoger. Dat is gelukt. Het mediane eenjaars-OS-percentage was 55,3% in de experimentele arm. Dat is een mooi resultaat. Maar in Nederland geven we standaard meestal FOLFIRINOX als eerstelijnsbehandeling. Zouden de patiënten die we in Nederland nu met FOLFIRINOX behandelen meer baat hebben bij een behandeling met nab-paclitaxel/gemcitabine direct gevolgd door FOLFOX? Dat is helaas niet onderzocht. Maar het idee van het sequentieel geven van verschillende regimes in eerste behandellijn kan wel eens een belangrijke stap vooruit zijn, omdat een aanzienlijk deel van de patiënten met pancreascarcinoom niet aan de tweede behandellijn toekomt.
Referenties
1. Rha SY, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 4001.
2. Al-Batran S, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 4003.
3. Carrato A, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 4022.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Hanneke van Laarhoven naast bovenstaande studies ook de fase 2-HERB-studie bij het galwegcarcinoom, de fase 2-PRINCE-studie naar de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd pancreascarcinoom met sotigalimab en/of nivolumab met chemotherapie, de APACaP-studie naar de invloed van bewegen op de uitkomsten van patiënten met pancreascarcinoom, en de nog lopende Nederlandse AuspiCiOus-studie, een studie voor patiënten met gemetastaseerd, MSI-high slokdarm/maagcarcinoom, waarvan een poster gepresenteerd werd. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts