Patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom die eerder behandeld zijn met een checkpointremmer en platinumbevattende chemotherapie, kunnen baat hebben bij een combinatiebehandeling met ramucirumab plus pembrolizumab. Dit bleek uit een fase 2-substudie van Lung-MAP. De algehele overleving verbeterde van 11,6 maanden met de standaardbehandeling naar 14,5 maanden met ramucirumab plus pembrolizumab. Dr. Karen Reckamp (Los Angeles, Verenigde Staten) presenteerde deze resultaten tijdens de 2022 ASCO Annual Meeting.
Lung-MAP is een overkoepelende, biomarkergedreven studie voor patiënten met stadium IV- of gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC).1 Patiënten die niet in aanmerking kwamen voor een biomarkergematchte substudie van de Lung-MAP werden geïncludeerd in een niet-gematchte substudie, waaronder S1800A voor patiënten die refractair zijn voor een behandeling met een checkpointremmer, legde Karen Reckamp uit. In deze fase 2-substudie werden patiënten 1:1 gerandomiseerd naar een standaardbehandeling (SOC) naar keuze van de onderzoeker of de VEGF-remmer ramucirumab plus pembrolizumab. SOC kon bestaan uit docetaxel plus ramucirumab, docetaxel, gemcitabine of pemetrexed. De primaire uitkomstmaat was de algehele overleving (OS).
Positieve studie
In totaal zijn 136 patiënten geïncludeerd. “We zagen een betere OS bij patiënten die behandeld waren met ramucirumab plus pembrolizumab versus SOC”, zei Reckamp. De mediane OS was 14,5 maanden met de combinatiebehandeling en 11,6 maanden met SOC (HR 0,69; p=0,05). “De studie is hiermee positief”, aldus Reckamp. “Belangrijk was dat meer dan twee derde van de patiënten die SOC ontvingen, behandeld werden met docetaxel plus ramucirumab, het actiefste regime in deze setting.” Het OS-voordeel werd gezien in alle subgroepen. De progressievrije overleving (PFS) was echter niet verschillend tussen beide studiearmen. Ook de objectieve responspercentages (ORR’s) kwamen overeen; in beide armen was bij meer dan 70% van de patiënten de ziekte onder controle. De duur van de respons was 12,9 maanden met ramucirumab plus pembrolizumab en 5,6 maanden met SOC.
Vasculaire toxiciteit
Het percentage patiënten met bijwerkingen van graad 3 of hoger was 60% in de SOC-arm en 42% in de combinatiearm. Vasculaire toxiciteit van graad 3 of hoger werd vaker gerapporteerd bij de patiënten die behandeld werden met ramucirumab plus pembrolizumab en patiënten die behandeld werden met docetaxel plus ramucirumab in de SOC-arm.
Reckamp concludeerde dat ramucirumab plus pembrolizumab de OS verbeterde ten opzichte van SOC naar keuze van de onderzoeker. “De discordantie tussen de gerapporteerde resultaten voor ORR en PFS, en OS is eerder in studies waargenomen. Dit wordt beschreven als verlenging van de OS na progressie.” Reckamp gaf verder aan dat dit de eerste studie is die een verbetering van de OS aantoont bij patiënten die refractair zijn voor een checkpointremmer ten opzichte van SOC, waarbij de meeste patiënten in de SOC-arm ook een behandeling met ramucirumab ontvingen. “We hopen door te kunnen gaan met een fase 3-studie”, besloot Reckamp haar presentatie.
Referentie
1. Reckamp KL, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 9004.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2022 vol 7 nummer 2
Commentaar prof. dr. Egbert Smit, longarts, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
Tijdens de 2022 ASCO Annual Meerting was er veel aandacht voor immunotherapie bij het niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Zo werden de resultaten van een door de FDA uitgevoerde analyse gepresenteerd waarin werd uitgezocht of patiënten met een PD-L1-expressie >50% betere uitkomsten hebben met chemo-immunotherapie (CIT) dan met immunotherapie alleen.1 In de Verenigde Staten worden veel patiënten met CIT behandeld ongeacht de PD-L1-expressie. In Europa is het andersom: wij behandelen patiënten met een hoge PD-L1-expressie bij voorkeur met alleen immunotherapie. Deze analyse van de FDA liet zien dat er geen statistisch significant verschil in algehele overleving (OS) was tussen patiënten die behandeld werden met CIT en patiënten die behandeld werden met immunotherapie. Dit pleit voor de Europese benadering; er is dus geen aanleiding om het beleid in Nederland bij NSCLC-patiënten met een PD-L1-expressie >50% te veranderen.
In een tweede analyse van de FDA die tijdens het ASCO-congres gepresenteerd werd, is onderzocht of de KRAS-status van patiënten van invloed was op de respons op immunotherapie.2 Voor zowel wildtype als gemuteerd KRAS waren de objectieve responspercentages het hoogst bij patiënten die behandeld waren met CIT. Bij een behandeling met alleen immunotherapie werd er geen verschil gezien in responsen tussen patiënten met een KRAS-mutatie en met wildtype KRAS. Dit is een nieuw gegeven, maar wat het precies gaat betekenen voor de dagelijkse praktijk is nog niet duidelijk. Hiervoor is verder onderzoek nodig.
Voor patiënten met de KRAS G12C-mutatie is in Nederland de KRAS-remmer sotorasib beschikbaar. In Chicago werden de resultaten van de KRYSTAL-1-studie gepresenteerd naar de werkzaamheid van een andere remmer van de KRAS G12C-mutatie: adagrasib.3 Hoewel ik had verwacht dat de uitkomsten met adagrasib iets beter zouden zijn, lijken de gepresenteerde resultaten toch redelijk overeen te komen met de resultaten met sotorasib. Ook de toxiciteit lijkt vergelijkbaar. Naast de mutatiespecifieke KRAS-remmers zijn er inmiddels ook generieke KRAS-remmers in ontwikkeling. Daar gaan we de komende jaren meer van horen. Dit is slechts het begin van de remming van de KRAS-pathway.
Tot slot werd er een interessante studie gepresenteerd van het Lung-MAP-consortium. Dit consortium probeert via DNA-analyse patiënten gericht te behandelen aan de hand van de aanwezigheid van specifieke mutaties. De onderzoekers presenteerden een studie waarin de patiënten zonder actionable mutaties gerandomiseerd zijn naar ramucirumab plus pembrolizumab of een behandeling naar keuze van de onderzoeker.4 De resultaten lieten een verschil in progressievrije overleving en OS zien ten faveure van de patiënten die behandeld waren met ramucirumab plus pembrolizumab. Er is veel belangstelling voor de combinatie van VEGF-remming en PD-(L)1-blokkade. Theoretisch is er ook een goede rationale voor deze combinatie, die ondersteund wordt door in-vitrostudies. En dit is een van de eerste studies die laat zien dat het combineren van VEGF- en PD-1-remming van nut kan zijn voor NSCLC-patiënten. Ik verwacht dat we ook hier nog veel van gaan horen.
Referenties
1. Akinboro O, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 9000.
2. Nakajima EC, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 9001.
3. Spira AI, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 17): abstr LBA 9002.
4. Reckamp KL, et al. J Clin Oncol 2022;40(suppl 16): abstr 9004.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Egbert Smit naast bovenstaande studies ook patritumab deruxtecan bij NSCLC-patiënten met wildtype EGFR, de NADIM II-studie naar neoadjuvante immunotherapie bij resectabel stadium IIIA-NSCLC, en nieuwe ontwikkelingen voor NSCLC-patiënten met EGFR exon 20-insertiemutaties. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts