Nieuwe resultaten van de gerandomiseerde fase 3-CheckMate 816-studie laten zien dat de toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie geassocieerd is met een stadiumonafhankelijke verbetering van de pathologisch complete respons bij patiënten met resectabel, stadium IB-IIIA-niet-kleincellig longcarcinoom.1 Bovendien bleek uit de presentatie van dr. Jonathan Spicer (Montreal, Canada) tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting dat de neoadjuvante immunochemotherapie veilig was en niet resulteerde in nadelige effecten op de chirurgie.
De resultaten van fase 2-studies lieten zien dat neoadjuvante immunotherapie bij patiënten met resectabel, niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) geassocieerd is met een veelbelovende werkzaamheid en geen nadelig effect heeft op de chirurgie.2,3 Daarnaast onderzocht men in de gerandomiseerde fase 3-CheckMate 816-studie de werkzaamheid en veiligheid van neoadjuvant nivolumab plus platinumhoudende chemotherapie versus chemotherapie alleen bij patiënten met resectabel, stadium IB-IIIA-NSCLC. Eerdere resultaten van deze studie lieten zien dat de toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie goed werd verdragen en geassocieerd was met een significant hoger percentage pathologisch complete respons (pCR), dat samen met de gebeurtenisvrije overleving (EFS) de primaire uitkomstmaat van de studie is.4 Tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting presenteerde Jonathan Spicer aanvullende resultaten met deze neoadjuvante immunochemotherapie.
Verbeterde pCR
De resultaten laten zien dat de toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie niet leidde tot een klinisch relevante vertraging van de geplande chirurgie.1 “De tijd tussen laatste neoadjuvante dosis en chirurgie was 5,3 weken in de nivolumabarm versus 5,0 weken in de controlearm. Verder verbeterde nivolumab het pCR-percentage bij alle geïncludeerde NSCLC-stadia. In de nivolumabarm versus controlearm was dit percentage 40% versus 0% bij stadium IB, 23% versus 3% bij stadium IIA, 24% versus 9% bij stadium IIB en 23% versus 1% bij stadium IIIA. Daarnaast verbeterde nivolumab de diepte van de pathologische regressie.
De toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie resulteerde niet in verandering van het percentage patiënten dat een thoracotomie onderging, maar verhoogde bij patiënten met stadium IIIA-NSCLC het percentage minimaal-invasieve resecties: 30% versus 19% na chemotherapie alleen.” Lobectomie werd vaker toegepast na neoadjuvante behandeling van alle ziektestadia met nivolumab plus chemotherapie en pneumectomie vaker na chemotherapie alleen bij patiënten met stadium IIIA-NSCLC.
Verder werd de immunochemotherapie goed verdragen en was de toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie niet geassocieerd met een toename van postoperatieve complicaties.
Referenties
1. Spicer J, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 8503.
2. Forde PM, et al. N Engl J Med 2018;378:1976-86.
3. Provencio M, et al. Lancet Oncol 2020;21:1413-22.
4. Forde PM, et al. AACR 2021: abstr 5218.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 2
Commentaar prof. dr. Egbert Smit, longarts, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
Tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting werden spraakmakende resultaten gepresenteerd van verschillende klinische studies bij longkanker. Bijvoorbeeld van de fase 3-CheckMate 9LA-studie waarin men bij patiënten met gevorderd, niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) eerstelijnsbehandeling met nivolumab, ipilimumab plus twee cycli chemotherapie vergeleek met vier cycli chemotherapie. Na een follow-up van minimaal twee jaar bevestigden de geüpdatete resultaten dat de toevoeging van de immuuncheckpointremmers aan chemotherapie geassocieerd is met een significant beter objectief responspercentage (ORR) en progressievrije en algehele overleving (PFS en OS).1,2 Deze verbeterde uitkomst was bovendien onafhankelijk van de PD-L1-tumorexpressie. Met het oog op de nu beschikbare behandelopties is een belangrijke vraag welke patiënten de meeste baat hebben bij deze, inmiddels geregistreerde combinatiebehandeling.
Daarnaast onderzocht men in de gerandomiseerde fase 3-CheckMate 816-studie de uitkomst van neoadjuvante behandeling met nivolumab plus platinumhoudende chemotherapie versus chemotherapie alleen bij patiënten met resectabel stadium IB-IIIA-NSCLC. Eerdere resultaten van deze studie lieten zien dat de toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie geassocieerd was met een aanzienlijk beter percentage pathologisch complete respons.3 Uit de nu gepresenteerde resultaten bleek bovendien dat neoadjuvante immunochemotherapie versus chemotherapie niet resulteerde in nadelige gevolgen voor de chirurgie en zelfs geassocieerd was met minder complicaties en een korter verblijf in het ziekenhuis.4
De gerandomiseerde fase 3-IMpower010-studie onderzocht de uitkomst van adjuvante chemotherapie gevolgd door atezolizumab dan wel best ondersteunende zorg (BSC) bij patiënten met gereseceerd stadium IB-IIIA-NSCLC. Uit de resultaten bleek dat atezolizumab versus BSC geassocieerd was met een significant verbeterde ziektevrije overleving in de PD-L1-positieve en gerandomiseerde populatie, maar niet in de intention-to-treat-populatie.5 Hoewel de OS-resultaten nog immatuur waren, was de uitkomst dermate veelbelovend dat deze nieuwe adjuvante behandeling over een jaar of vijf tot verandering van de dagelijkse praktijk zou kunnen leiden. De vraag is of we zolang op de mature resultaten moeten wachten.
Op het gebied van longkanker kwamen tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting de opmerkelijkste resultaten van de CodeBreaK100-studie. In deze fase 1/2-studie werd de uitkomst onderzocht van de first-in-class KRASG12C-remmer sotorasib bij eerder behandelde patiënten met gevorderde, KRAS p.G12C-gemuteerde solide tumoren, waaronder NSCLC. De gepresenteerde resultaten lieten zien dat sotorasib geassocieerd was met een ORR van 37,1%, een hoog percentage bij deze uitvoerig behandelde patiëntenpopulatie.6 Ook werd een respons gemeten bij de meerderheid van de patiënten die niet eerder met platinumbevattende chemotherapie waren behandeld. Daarnaast was het ziektecontrolepercentage 80,6% en de mediane PFS en OS respectievelijk 6,8 en 12,5 maanden. Hoewel het aantal patiënten niet erg groot was, zijn de resultaten veelbelovend en suggereren ze bovendien dat sotorasib mogelijk ook effectief is in een eerdere lijn. Bij eerder behandelde patiënten met KRAS p.G12C-gemuteerd, gevorderd NSCLC is sotorasib momenteel beschikbaar in de context van een compassionate use-programma.
Referenties
1. Paz-Ares L, et al. Lancet Oncol 2021;22:198-211.
2. Reck M, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 9000.
3 Forde PM, et al. AACR 2021: abstr 5218.
4. Spicer J, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 8503.
5. Wakelee HA, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 8500.
6. Skoulidis F, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 9003.
Podcast
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Egbert Smit naast bovenstaande studies, onder andere ook studies over neoadjuvante behandeling met twee immuuncheckpointremmers, immunochemotherapie bij patiënten met een lage PD-L1-tumorexpressie en nieuwe therapieën bij osimertinib-refractaire tumoren. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts