Metronomisch capecitabine als adjuvante behandeling in aansluiting op definitieve chemoradiotherapie van locoregionaal gevorderd nasofarynxcarcinoom resulteerde in een significante verbetering van de uitkomst in vergelijking met observatie. Dit blijkt uit een Chinese fase 3-studie bij 406 patiënten met stadium III-IVA ziekte, tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting gepresenteerd door dr. Jun Ma (Wuhan, China).1
Ondanks een hoog percentage complete remissies na definitieve chemoradiotherapie, al dan niet met inductiechemotherapie, hebben patiënten met lokaal gevorderd nasofarynxcarcinoom een hoog risico op een recidief. Een eerdere fase 3-studie met conventionele chemotherapie (cisplatine en 5-FU) als adjuvante behandeling heeft geen verbetering van de uitkomst laten zien.2 Het idee achter metronomische chemotherapie is dat deze in een lage dosis en met frequente toediening over een langere periode minder toxiciteit geeft en daardoor bruikbaar is als adjuvante behandeling. Successen met adjuvante metronomische chemotherapie met orale 5-FU-analoga zijn beschreven voor tegafur-uracil bij hoog-risico nasofarynxcarcinoom en voor capecitabine bij triple-negatieve borstkanker in een vroeg stadium.3,4
Hoge therapietrouw
Het metronomische behandelschema in de huidige studie bestond uit capecitabine 650 mg/m2 tweemaal daags gedurende één jaar. 74,1% van de patiënten in de capecitabinegroep voltooide de geprotocolleerde behandeling. De meest genoemde reden om de behandeling af te breken was ‘beslissing van de patiënt’ (27/52 patiënten). Dosisreducties waren bij 18% van de patiënten noodzakelijk. De mediane relatieve dosisintensiteit was 98,1%.
Betere recidiefvrije overleving
Metronomisch capecitabine in deze studie resulteerde in een significante verbetering van de recidiefvrije overleving (RFS, primaire uitkomstmaat; HR 0,50; p=0,002) en de algehele overleving (OS; HR 0,44; p=0,018). Na drie jaar follow-up was 85,3% van de patiënten in de capecitabinegroep recidiefvrij versus 75,7% in de controlegroep. De driejaars-OS was respectievelijk 93,3% versus 88,6%.
Het voordeel van capecitabine op de RFS was terug te zien op zowel de locoregionale RFS (HR 0,52; p=0,014) als de RFS op afstand (HR 0,5; p=0,041). Het was ook consistent over de verschillende geanalyseerde subgroepen patiënten. Ruim 80% van de patiënten had lymfeklierstatus N2 of N3. De HR’s in de N2- en N3-subgroepen waren vergelijkbaar met respectievelijk 0,49 en 0,40.
Handvoetsyndroom
De meest gerapporteerde bijwerkingen (>20%, alle graderingen) in de capecitabinegroep waren handvoetsyndroom (58%), anemie (35%), leukopenie (27%), moeheid (27%) en misselijkheid (22%). De incidentie van graad 3/4-bijwerkingen was laag (<4%) en vergelijkbaar in beide groepen met uitzondering van handvoetsyndroom (capecitabinegroep 9%, controlegroep 0%). Het enige geval van een graad 4-bijwerking betrof neutropenie in de capecitabinegroep. Tijdens de behandeling met capecitabine was er geen klinisch relevante verslechtering van de kwaliteit van leven.
Referenties
1. Ma J, et al. J Clin Oncol 2021;39 (suppl 15); abstr 6003.
2. Chen L, et al. Lancet Oncol 2012;13:163-71.
3. Liu YC, et al. Oral Oncol 2017;64:15-21.
4. Wang X, et al. JAMA 2021;325:50-8.
Dr. Marinus Lobbezoo, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 2
Commentaar prof. dr. Carla van Herpen, internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen
De studies op het gebied van hoofd-halstumoren die deze ASCO Annual Meeting gepresenteerd werden, leiden niet direct tot aanpassingen in ons dagelijks handelen. Maar er zijn wel een aantal interessante bevindingen te melden.
Allereerst werd een fase 2-studie naar de behandeling van het speekselkliercarcinoom met nivolumab plus ipilimumab gepresenteerd.1 Hiervan werden de resultaten gepresenteerd van de groep patiënten die geen adenoïd cysteus carcinoom had. Bij vijf van de 32 patiënten in deze groep leidde de behandeling met nivolumab plus ipilimumab tot een partiële respons. Er werden daarbij indrukwekkende afnames van de targetlaesies gezien van 66% tot wel 100%. De respons hield ook vrij lang aan: tussen zestien en bijna dertig maanden. Dit zijn de beste resultaten die we hebben voor het speekselkliercarcinoom tot nu toe. Het speekselkliercarcinoom kent echter 22 verschillende histologische typen. Het is wel van belang dat er meer duidelijkheid komt over welke patiënten baat kunnen hebben bij deze behandeling.
Deze ASCO was er veel aandacht voor het nasofarynxcarcinoom. Zo zijn er meerdere studies gepresenteerd over de adjuvante behandeling van het nasofarynxcarcinoom met capecitabine. In een van deze studies zijn ruim 400 patiënten behandeld met metronomisch (lage dosering met frequente toediening) capecitabine.2 De primaire uitkomstmaat was ziektevrije overleving. Na drie jaar was 85% van de patiënten die behandeld waren met capecitabine recidiefvrij, ten opzichte van 76% van de patiënten in de controlegroep. De graad 3-toxiciteit viel heel erg mee, wat verwacht mag worden met deze lage dosering. De data wat betreft de algehele overleving (OS) zijn nog niet matuur. En omdat we eigenlijk niet weten of de recidiefvrije overleving in deze setting een goede uitkomstmaat is, zullen we deze OS-data echt moeten afwachten.
Tot slot werd er een studie gepresenteerd waarin patiënten met gerecidiveerd of gemetastaseerd nasofarynxcarcinoom behandeld werden met cisplatine plus gemcitabine met of zonder de PD-1-remmer toripalimab, gevolgd door toripalimab of placebo als onderhoudstherapie.3 In deze studie werd een verbetering in progressievrije overleving (PFS) gezien van 3,7 maanden met toripalimab. Interessant was dat de Kaplan-Meier-curves voor beide behandelregimes in eerste instantie nog over elkaar heen lagen, maar dat een verschil in overleving naar voren kwam - in het voordeel van de behandeling met toripalimab - op het moment dat de onderhoudsbehandeling gestart werd. Ik denk dat er een goede rationale is voor het geven van immunotherapie bij het ongedifferentieerde nasofarynxcarcioom. De tumorsoort kent een hoge PD-L1-expressie en is virusgeassocieerd. Maar ook hierbij zullen we moeten wachten op de OS-data, deze waren nu nog niet matuur. Als we daarin verschillen zien tussen het chemotherapieregime en de combinatie met toripalimab, zou dit wel eens practice changing kunnen worden.
Referenties
1. Burman B, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15); abstr 6002.
2. Ma J, et al. J Clin Oncol 2021;39 (suppl 15); abstr 6003.
3. Xu RH, et al. J Clin Oncol 2021;39 (suppl 15): abstr LBA2.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Carla van Herpen naast bovenstaande studies ook de status van immunotherapie bij hoofd-halstumoren, evenals de neoadjuvante behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied met pembrolizumab. Daarnaast gaan zij in op de adjuvante behandeling van het nasofarynxcarcinoom met de standaarddosering capecitabine na lokale behandeling met chemoradiotherapie, immunotherapie met camrelizumab bij het nasofarynxcarcinoom en HER2-blokkade bij het speekselkliercarcinoom. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts