Uit de resultaten van de gerandomiseerde fase 3-IMpower010-studie blijkt dat atezolizumab versus best ondersteunende zorg ná adjuvante chemotherapie geassocieerd is met een significant betere ziektevrije overleving bij patiënten met PD-L1-positief, gereseceerd, stadium IB-IIIA niet-kleincellig longcarcinoom. Daarnaast kwam het toxiciteitsprofiel van atezolizumab overeen met eerdere bevindingen. Deze resultaten werden tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting gepresenteerd door prof. dr. Heather Wakelee (Stanford, Verenigde Staten).1
Hoewel de komst van platinumbevattende, adjuvante chemotherapie de uitkomst heeft verbeterd bij patiënten met gereseceerd, vroeg-stadium niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) is de overlevingswinst beperkt.2 In de gerandomiseerde fase 3-IMpower010-studie werd de uitkomst onderzocht van atezolizumab versus best ondersteunende zorg (BSC) ná adjuvante chemotherapie bij patiënten met gereseceerd stadium IB-IIIA-NSCLC. De primaire uitkomstmaat was de onderzoekerbepaalde ziektevrije overleving (DFS) in achtereenvolgens de PD-L1-positieve (≥1% op tumorcellen), gerandomiseerde en intention-to-treat (ITT)-populatie. Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de algehele overleving en veiligheid.
Verbeterde DFS
De resultaten van de geplande interimanalyse laten zien dat na een follow-up van mediaan 32,8 maanden atezolizumab versus BSC geassocieerd was met een significant betere DFS in de PD-L1-positieve populatie.1 “De mediane DFS werd niet bereikt in de atezolizumabarm (n=248) en was 35,3 maanden in de controlearm (n=228; HR 0,66; 95% BI 0,50-0,88; p=0,004). Dit DFS-voordeel werd gezien in de meeste subgroepen, met als uitzondering de kleine groep actieve rokers en patiënten met herschikkingen van ALK. In de gerandomiseerde populatie was de mediane DFS 42,3 maanden in de atezolizumabarm (n=442) en 35,3 maanden in de controlearm (n=440; HR 0,79; 95% BI 0,64-0,96; p=0,02). In deze populatie was ook duidelijk het effect van de PD-L1-tumorexpressie te zien. Een expressie van ≥50%, ≥1% of <1% was geassocieerd met een HR van respectievelijk 0,43, 0,66 en 0,97. Hoewel atezolizumab ook in de ITT-populatie geassocieerd was met een verbeterde DFS, werd de statistische grens niet gehaald in deze interimanalyse”, aldus Wakelee.
In de totale populatie kwamen bijwerkingen van elke oorzaak en graad voor bij 92,7% van de patiënten in de atezolizumabarm (n=495) en 70,7% van de patiënten in de controlearm (n=495). Voor graad 3/4-bijwerkingen was dit respectievelijk 21,8% en 11,5%.
Wakelee: “Op basis van deze resultaten zou adjuvant atezolizumab kunnen leiden tot een verandering van de dagelijkse praktijk bij patiënten met PD-L1-positief, gereseceerd stadium IB-IIIA-NSCLC.”
Referenties
1. Wakelee HA, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 8500.
2. Burdett S, et al. Cochrane Database Syst Rev 2015;CD011430.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 2
Commentaar prof. dr. Egbert Smit, longarts, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
Tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting werden spraakmakende resultaten gepresenteerd van verschillende klinische studies bij longkanker. Bijvoorbeeld van de fase 3-CheckMate 9LA-studie waarin men bij patiënten met gevorderd, niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) eerstelijnsbehandeling met nivolumab, ipilimumab plus twee cycli chemotherapie vergeleek met vier cycli chemotherapie. Na een follow-up van minimaal twee jaar bevestigden de geüpdatete resultaten dat de toevoeging van de immuuncheckpointremmers aan chemotherapie geassocieerd is met een significant beter objectief responspercentage (ORR) en progressievrije en algehele overleving (PFS en OS).1,2 Deze verbeterde uitkomst was bovendien onafhankelijk van de PD-L1-tumorexpressie. Met het oog op de nu beschikbare behandelopties is een belangrijke vraag welke patiënten de meeste baat hebben bij deze, inmiddels geregistreerde combinatiebehandeling.
Daarnaast onderzocht men in de gerandomiseerde fase 3-CheckMate 816-studie de uitkomst van neoadjuvante behandeling met nivolumab plus platinumhoudende chemotherapie versus chemotherapie alleen bij patiënten met resectabel stadium IB-IIIA-NSCLC. Eerdere resultaten van deze studie lieten zien dat de toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie geassocieerd was met een aanzienlijk beter percentage pathologisch complete respons.3 Uit de nu gepresenteerde resultaten bleek bovendien dat neoadjuvante immunochemotherapie versus chemotherapie niet resulteerde in nadelige gevolgen voor de chirurgie en zelfs geassocieerd was met minder complicaties en een korter verblijf in het ziekenhuis.4
De gerandomiseerde fase 3-IMpower010-studie onderzocht de uitkomst van adjuvante chemotherapie gevolgd door atezolizumab dan wel best ondersteunende zorg (BSC) bij patiënten met gereseceerd stadium IB-IIIA-NSCLC. Uit de resultaten bleek dat atezolizumab versus BSC geassocieerd was met een significant verbeterde ziektevrije overleving in de PD-L1-positieve en gerandomiseerde populatie, maar niet in de intention-to-treat-populatie.5 Hoewel de OS-resultaten nog immatuur waren, was de uitkomst dermate veelbelovend dat deze nieuwe adjuvante behandeling over een jaar of vijf tot verandering van de dagelijkse praktijk zou kunnen leiden. De vraag is of we zolang op de mature resultaten moeten wachten.
Op het gebied van longkanker kwamen tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting de opmerkelijkste resultaten van de CodeBreaK100-studie. In deze fase 1/2-studie werd de uitkomst onderzocht van de first-in-class KRASG12C-remmer sotorasib bij eerder behandelde patiënten met gevorderde, KRAS p.G12C-gemuteerde solide tumoren, waaronder NSCLC. De gepresenteerde resultaten lieten zien dat sotorasib geassocieerd was met een ORR van 37,1%, een hoog percentage bij deze uitvoerig behandelde patiëntenpopulatie.6 Ook werd een respons gemeten bij de meerderheid van de patiënten die niet eerder met platinumbevattende chemotherapie waren behandeld. Daarnaast was het ziektecontrolepercentage 80,6% en de mediane PFS en OS respectievelijk 6,8 en 12,5 maanden. Hoewel het aantal patiënten niet erg groot was, zijn de resultaten veelbelovend en suggereren ze bovendien dat sotorasib mogelijk ook effectief is in een eerdere lijn. Bij eerder behandelde patiënten met KRAS p.G12C-gemuteerd, gevorderd NSCLC is sotorasib momenteel beschikbaar in de context van een compassionate use-programma.
Referenties
1. Paz-Ares L, et al. Lancet Oncol 2021;22:198-211.
2. Reck M, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 9000.
3 Forde PM, et al. AACR 2021: abstr 5218.
4. Spicer J, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 8503.
5. Wakelee HA, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 8500.
6. Skoulidis F, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 9003.
Podcast
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Egbert Smit naast bovenstaande studies, onder andere ook studies over neoadjuvante behandeling met twee immuuncheckpointremmers, immunochemotherapie bij patiënten met een lage PD-L1-tumorexpressie en nieuwe therapieën bij osimertinib-refractaire tumoren. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts