De resultaten van de CheckMate 9LA-studie lieten eerder zien dat eerstelijnsbehandeling van gevorderd, niet-kleincellig longcarcinoom met nivolumab, ipilimumab én chemotherapie versus chemotherapie geassocieerd was met een verbeterde respons, en algehele en progressievrije overleving.1 Uit een geüpdatete analyse, tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting gepresenteerd door prof. dr. Martin Reck (Grosshansdorf, Duitsland), bleek dat deze verbeterde uitkomst ook na een follow-up van minimaal twee jaar zichtbaar is.2 Ook patiënten die wegens bijwerkingen met de behandeling stopten, bleken een duurzaam voordeel van de immunochemotherapie te hebben.
Nivolumab en ipilimumab zijn immuuncheckpointremmers met complementaire werkingsmechanismen en significante effectiviteit bij verschillende maligniteiten. Zo lieten de resultaten van de gerandomiseerde fase 3-CheckMate 227-studie zien dat eerstelijnsbehandeling met nivolumab plus ipilimumab versus chemotherapie bij patiënten met gevorderd, niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) geassocieerd is met een significant en langdurig verbeterde algehele overleving (OS).3 Daarnaast bleek uit de gerandomiseerde fase 3-CheckMate 9LA-studie dat eerstelijnsbehandeling met nivolumab, ipilimumab plus twee cycli chemotherapie versus vier cycli chemotherapie het objectieve responspercentage (ORR), de progressievrije overleving (PFS) én de OS significant verbeterde.1 De behandeling was bovendien veilig en werd over het algemeen goed verdragen door deze patiëntengroep met gevorderd NSCLC. Op grond van deze positieve resultaten registreerden de FDA en EMA nivolumab plus ipilimumab plus twee cycli chemotherapie als eerstelijnsbehandeling bij volwassen patiënten met gevorderd NSCLC zonder EGFR-mutaties of afwijkingen in ALK. De huidige analyse van CheckMate 9LA betreft resultaten met een follow-up van minimaal twee jaar.
Verbeterde OS
De geüpdatete analyse liet zien dat behandeling met nivolumab, ipilimumab plus chemotherapie (n=361) versus chemotherapie alleen (n=358) onveranderd geassocieerd was met een verbeterde OS (HR 0,72; 95% BI 0,61-0,86).2 “De mediane OS was respectievelijk 15,8 maanden versus 11,0 maanden en de tweejaars-OS was 38% versus 26%. Dit OS-voordeel werd ook gezien in de vooraf bepaalde subgroepen. Omdat de OS-resultaten nog niet matuur zijn, is een langere follow-up noodzakelijk. Verder was de experimentele versus controlebehandeling geassocieerd met een significant verbeterde PFS (mediaan 6,7 versus 5,3 maanden; HR 0,67; 95% BI 0,56-0,79) en ORR (38,0% verder 25,4%). De mediane responsduur (DoR) was respectievelijk 13,0 versus 5,6 maanden. Dit PFS-, ORR- en DoR-voordeel werd bovendien gevonden in alle subgroepen op basis van de PD-L1-tumorexpressie.
Daarnaast bleek uit de geüpdatete veiligheidsanalyse dat de combinatie van immuno- en chemotherapie onveranderd goed werd verdragen en er geen sprake was van onverwachte bijwerkingen. Van de patiënten in de combinatiearm had 48% een behandelingsgerelateerde bijwerking (TRAE’s) van graad 3 of 4, versus 38% in de controlearm, bij een langere behandeltijd in de combinatiearm: mediaan 6,1 versus 2,5 maanden. De bijwerkingen van de combinatiebehandeling traden met name op tijdens de eerste twee behandelcycli versus de eerste vier cycli in de controlearm. Uit een post-hocanalyse bleek verder dat stopzetting van de combinatiebehandeling wegens TRAE’s geen nadelig effect had op de duurzame werkzaamheid van deze behandeling”, aldus Reck.
Referenties
1. Paz-Ares L, et al. Lancet Oncol 2021;22:198-211.
2. Reck M, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 9000).
3. Ramalingam SS, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 9500.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 2
Commentaar prof. dr. Egbert Smit, longarts, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
Tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting werden spraakmakende resultaten gepresenteerd van verschillende klinische studies bij longkanker. Bijvoorbeeld van de fase 3-CheckMate 9LA-studie waarin men bij patiënten met gevorderd, niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) eerstelijnsbehandeling met nivolumab, ipilimumab plus twee cycli chemotherapie vergeleek met vier cycli chemotherapie. Na een follow-up van minimaal twee jaar bevestigden de geüpdatete resultaten dat de toevoeging van de immuuncheckpointremmers aan chemotherapie geassocieerd is met een significant beter objectief responspercentage (ORR) en progressievrije en algehele overleving (PFS en OS).1,2 Deze verbeterde uitkomst was bovendien onafhankelijk van de PD-L1-tumorexpressie. Met het oog op de nu beschikbare behandelopties is een belangrijke vraag welke patiënten de meeste baat hebben bij deze, inmiddels geregistreerde combinatiebehandeling.
Daarnaast onderzocht men in de gerandomiseerde fase 3-CheckMate 816-studie de uitkomst van neoadjuvante behandeling met nivolumab plus platinumhoudende chemotherapie versus chemotherapie alleen bij patiënten met resectabel stadium IB-IIIA-NSCLC. Eerdere resultaten van deze studie lieten zien dat de toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie geassocieerd was met een aanzienlijk beter percentage pathologisch complete respons.3 Uit de nu gepresenteerde resultaten bleek bovendien dat neoadjuvante immunochemotherapie versus chemotherapie niet resulteerde in nadelige gevolgen voor de chirurgie en zelfs geassocieerd was met minder complicaties en een korter verblijf in het ziekenhuis.4
De gerandomiseerde fase 3-IMpower010-studie onderzocht de uitkomst van adjuvante chemotherapie gevolgd door atezolizumab dan wel best ondersteunende zorg (BSC) bij patiënten met gereseceerd stadium IB-IIIA-NSCLC. Uit de resultaten bleek dat atezolizumab versus BSC geassocieerd was met een significant verbeterde ziektevrije overleving in de PD-L1-positieve en gerandomiseerde populatie, maar niet in de intention-to-treat-populatie.5 Hoewel de OS-resultaten nog immatuur waren, was de uitkomst dermate veelbelovend dat deze nieuwe adjuvante behandeling over een jaar of vijf tot verandering van de dagelijkse praktijk zou kunnen leiden. De vraag is of we zolang op de mature resultaten moeten wachten.
Op het gebied van longkanker kwamen tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting de opmerkelijkste resultaten van de CodeBreaK100-studie. In deze fase 1/2-studie werd de uitkomst onderzocht van de first-in-class KRASG12C-remmer sotorasib bij eerder behandelde patiënten met gevorderde, KRAS p.G12C-gemuteerde solide tumoren, waaronder NSCLC. De gepresenteerde resultaten lieten zien dat sotorasib geassocieerd was met een ORR van 37,1%, een hoog percentage bij deze uitvoerig behandelde patiëntenpopulatie.6 Ook werd een respons gemeten bij de meerderheid van de patiënten die niet eerder met platinumbevattende chemotherapie waren behandeld. Daarnaast was het ziektecontrolepercentage 80,6% en de mediane PFS en OS respectievelijk 6,8 en 12,5 maanden. Hoewel het aantal patiënten niet erg groot was, zijn de resultaten veelbelovend en suggereren ze bovendien dat sotorasib mogelijk ook effectief is in een eerdere lijn. Bij eerder behandelde patiënten met KRAS p.G12C-gemuteerd, gevorderd NSCLC is sotorasib momenteel beschikbaar in de context van een compassionate use-programma.
Referenties
1. Paz-Ares L, et al. Lancet Oncol 2021;22:198-211.
2. Reck M, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 9000.
3 Forde PM, et al. AACR 2021: abstr 5218.
4. Spicer J, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 8503.
5. Wakelee HA, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 8500.
6. Skoulidis F, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15): abstr 9003.
Podcast
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Egbert Smit naast bovenstaande studies, onder andere ook studies over neoadjuvante behandeling met twee immuuncheckpointremmers, immunochemotherapie bij patiënten met een lage PD-L1-tumorexpressie en nieuwe therapieën bij osimertinib-refractaire tumoren. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts