Resultaten van een fase 2-studie laten zien dat de combinatie van nivolumab en ipilimumab duurzame tumorresponsen induceert bij sommige patiënten met een gerecidiveerd of gemetastaseerd speekselkliercarcinoom.1 In het bijzonder patiënten met salivary duct-carcinoom lijken baat te hebben bij deze behandeling. Deze resultaten werden gepresenteerd door dr. Bharat Burman (New York, Verenigde Staten) tijdens de 2021 ASCO Annual Meeting.
Speekselkliercarcinomen vormen een groep van relatief zeldzame tumoren met meer dan twintig histologische subtypen. Er zijn weinig behandelopties voor patiënten met gerecidiveerde of gemetastaseerde speekselkliertumoren. Er zijn aanwijzingen uit klinisch onderzoek dat pembrolizumab en nivolumab in deze situatie enige antitumoractiviteit kunnen hebben. In een fase 2-studie zijn twee duurzame partiële responsen (PR) gerapporteerd in een cohort van 32 patiënten met adenoïd cysteus carcinoom (ACC) die werden behandeld met nivolumab plus ipilimumab.2 Bharat Burman rapporteerde nu de resultaten van het non-ACC-cohort uit deze studie.
Non-ACC-cohort
Patiënten met speekselkliertumoren, met uitzondering van het ACC-subtype, en gerecidiveerde of gemetastaseerde ziekte konden aan de studie deelnemen, ongeacht de mate van PD-L1-expressie of het aantal voorafgaande behandelingen. Alleen een eerdere behandeling met een immuuncheckpointremmer was niet toegestaan. De experimentele behandeling bestond uit nivolumab 3 mg/kg elke twee weken, en ipilimumab 1 mg/kg elke zes weken. De primaire uitkomstmaat was beste overall respons (BOR) volgens RECIST v1.1.
Opmerkelijk veel responsen bij SDC
De BOR in het non-ACC-cohort van 32 patiënten was een PR bij vijf patiënten (16%). Tien patiënten (31%) vertoonden ten minste enige tumorregressie. Zes van deze tien patiënten hadden een salivary duct-carcinoom (SDC). Van de vijf patiënten met een PR hadden er drie een SDC. De vijf patiënten met een PR bleven 15,7 tot 29,5 maanden in de studie, drie van hen langer dan 24 maanden. Een opmerkelijk gegeven hierbij is dat SDC’s gekenmerkt worden door een bijzonder hoge mate van infiltratie door immuuncellen bij een gematigde mutational load. De sterke immuuninfiltratie verklaart mogelijkerwijs het relatief hoge aantal responsen op de combinatie van nivolumab en ipilimumab bij dit subtype.
Tegenover de gunstige uitkomsten staat dat achttien patiënten al binnen drie maanden ziekteprogressie hadden, resulterend in een relatief korte mediane progressievrije overleving van 2,27 maanden voor het totale cohort.
Bijwerkingenprofiel conform verwachting
De meest voorkomende behandelingsgerelateerde bijwerkingen waren zoals verwacht bij de combinatie van nivolumab en ipilimumab. Moeheid (31,3%) en diarree (25,0%) werden het frequenst gemeld. De meest voorkomende bijwerkingen van graad 3 of hoger waren ASAT-toename (9,4%), hyperglykemie (6,3%), anemie (6,3%) en een verlaagd trombocytenaantal (6,3%).
Op zoek naar voorspellende biomarkers
De onderzoekers signaleren een sterke behoefte aan een voorspellende biomarker, gezien de opvallende activiteit van nivolumab + ipilimumab in een subgroep patiënten, met daartegenover het grote aantal patiënten met vroege progressie. Een voorspellende biomarker zou moeten helpen om de behandeling met immunotherapie beter te sturen en de ontwikkeling van effectievere immunotherapiecombinaties te bevorderen.
Referenties
1. Burman B, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15); abstr 6002.
2. Tchekmedyian V, et al. J Clin Oncol 2019;37(suppl 15); abstr 6084.
Dr. Marinus Lobbezoo, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2021 vol 6 nummer 2
Commentaar prof. dr. Carla van Herpen, internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen
De studies op het gebied van hoofd-halstumoren die deze ASCO Annual Meeting gepresenteerd werden, leiden niet direct tot aanpassingen in ons dagelijks handelen. Maar er zijn wel een aantal interessante bevindingen te melden.
Allereerst werd een fase 2-studie naar de behandeling van het speekselkliercarcinoom met nivolumab plus ipilimumab gepresenteerd.1 Hiervan werden de resultaten gepresenteerd van de groep patiënten die geen adenoïd cysteus carcinoom had. Bij vijf van de 32 patiënten in deze groep leidde de behandeling met nivolumab plus ipilimumab tot een partiële respons. Er werden daarbij indrukwekkende afnames van de targetlaesies gezien van 66% tot wel 100%. De respons hield ook vrij lang aan: tussen zestien en bijna dertig maanden. Dit zijn de beste resultaten die we hebben voor het speekselkliercarcinoom tot nu toe. Het speekselkliercarcinoom kent echter 22 verschillende histologische typen. Het is wel van belang dat er meer duidelijkheid komt over welke patiënten baat kunnen hebben bij deze behandeling.
Deze ASCO was er veel aandacht voor het nasofarynxcarcinoom. Zo zijn er meerdere studies gepresenteerd over de adjuvante behandeling van het nasofarynxcarcinoom met capecitabine. In een van deze studies zijn ruim 400 patiënten behandeld met metronomisch (lage dosering met frequente toediening) capecitabine.2 De primaire uitkomstmaat was ziektevrije overleving. Na drie jaar was 85% van de patiënten die behandeld waren met capecitabine recidiefvrij, ten opzichte van 76% van de patiënten in de controlegroep. De graad 3-toxiciteit viel heel erg mee, wat verwacht mag worden met deze lage dosering. De data wat betreft de algehele overleving (OS) zijn nog niet matuur. En omdat we eigenlijk niet weten of de recidiefvrije overleving in deze setting een goede uitkomstmaat is, zullen we deze OS-data echt moeten afwachten.
Tot slot werd er een studie gepresenteerd waarin patiënten met gerecidiveerd of gemetastaseerd nasofarynxcarcinoom behandeld werden met cisplatine plus gemcitabine met of zonder de PD-1-remmer toripalimab, gevolgd door toripalimab of placebo als onderhoudstherapie.3 In deze studie werd een verbetering in progressievrije overleving (PFS) gezien van 3,7 maanden met toripalimab. Interessant was dat de Kaplan-Meier-curves voor beide behandelregimes in eerste instantie nog over elkaar heen lagen, maar dat een verschil in overleving naar voren kwam - in het voordeel van de behandeling met toripalimab - op het moment dat de onderhoudsbehandeling gestart werd. Ik denk dat er een goede rationale is voor het geven van immunotherapie bij het ongedifferentieerde nasofarynxcarcioom. De tumorsoort kent een hoge PD-L1-expressie en is virusgeassocieerd. Maar ook hierbij zullen we moeten wachten op de OS-data, deze waren nu nog niet matuur. Als we daarin verschillen zien tussen het chemotherapieregime en de combinatie met toripalimab, zou dit wel eens practice changing kunnen worden.
Referenties
1. Burman B, et al. J Clin Oncol 2021;39(suppl 15); abstr 6002.
2. Ma J, et al. J Clin Oncol 2021;39 (suppl 15); abstr 6003.
3. Xu RH, et al. J Clin Oncol 2021;39 (suppl 15): abstr LBA2.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt prof. dr. Carla van Herpen naast bovenstaande studies ook de status van immunotherapie bij hoofd-halstumoren, evenals de neoadjuvante behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied met pembrolizumab. Daarnaast gaan zij in op de adjuvante behandeling van het nasofarynxcarcinoom met de standaarddosering capecitabine na lokale behandeling met chemoradiotherapie, immunotherapie met camrelizumab bij het nasofarynxcarcinoom en HER2-blokkade bij het speekselkliercarcinoom. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts