Door het toevoegen van ramucirumab aan een perioperatieve behandeling met FLOT bij patiënten met adenocarcinoom van de maag of de gastro-oesofageale overgang, kan bij een hoog percentage patiënten een R0-resectie uitgevoerd worden. Tot deze conclusie kwam prof. dr. Salah-Eddin Al-Batran (Frankfurt, Duitsland) op basis van de resultaten van het fase 2-deel van de RAMSES/FLOT7-studie. Tijdens de ASCO20 Virtual presenteerde hij tevens de veiligheidsdata van deze studie.1
De FLOT4-studie heeft eerder laten zien dat een perioperatieve behandeling met FLOT een overlevingsvoordeel geeft bij patiënten met adenocarcinoom van de maag of de gastro-oesofageale overgang, ten opzichte van een regime met ECF/ECX.2 De uitkomsten van patiënten met lokaal gevorderde tumoren blijven echter slecht, met een vijfjaarsoverleving van ongeveer 50%. Met de RAMSES/FLOT7-studie wordt dan ook onderzocht wat het effect is van de toevoeging van ramucirumab aan FLOT in de perioperatieve setting. Salah-Eddin Al-Batran presenteerde deze ASCO het fase 2-deel van deze gerandomiseerde fase 2/3-studie.
Onderhoud met ramucirumab
Patiënten met een resectabel adenocarcinoom van de maag of gastro-oesofageale overgang werden geïncludeerd (n=180). Randomisatie vond plaats tussen vier cycli FLOT voor en na chirurgie, of vier cycli FLOT plus ramucirumab (FLOT/RAM) voor en na chirurgie, gevolgd door een onderhoudsbehandeling met zestien cycli ramucirumab. De (verkennende) primaire uitkomstmaat was het percentage pathologisch complete respons (pCR)-of bijna-pCR. Secundaire uitkomstmaten waarvan Al-Batran de resultaten presenteerde, waren het percentage R0-resecties, bijwerkingen gerelateerd aan de chemotherapie, en morbiditeit en mortaliteit als gevolg van de chirurgie.
Meer bijwerkingen met FLOT/RAM
Bijwerkingen van graad 3-5 werden vaker gemeld in de FLOT/RAM-groep ten opzichte van de FLOT-groep (89 versus 77%). Ook werden meer ernstige bijwerkingen gezien met FLOT/RAM. “Het is wel belangrijk te realiseren dat in de FLOT/RAM-groep patiënten langer behandeld werden, gezien de onderhoudsbehandeling met ramucirumab, en dat het daardoor waarschijnlijk is dat ze meer bijwerkingen rapporteerden”, zei Al-Batran hierover. Het hogere percentage bijwerkingen werd veroorzaakt door het vaker voorkomen van febriele neutropenie (1 versus 5% voor FLOT versus FLOT/RAM), diarree (respectievelijk 10 versus 14%) en hypertensie (respectievelijk 2 versus 10%).
Veiligheidsanalyse
Na inclusie van veertig patiënten in elke studiearm werd een veiligheidsanalyse uitgevoerd. Op basis daarvan werd besloten patiënten met Siewert type 1-tumoren uit te sluiten van de studie. De analyse toonde namelijk dat bij vijf van de zes patiënten die overleden tijdens de studie dit veroorzaakt werd door een lekkage van de anastomose en dat vier van deze patiënten Siewert type 1-tumoren hadden. Patiënten met Siewert type 1-tumoren die nog aan de studie deelnamen, stopten met ramucirumab. Na exclusie van deze patiënten was het percentage complicaties, inclusief mortaliteit, vergelijkbaar tussen beide studiearmen. In totaal werd 93% van de patiënten in de FLOT-groep en 98% van de patiënten in de FLOT/RAM-groep geopereerd. In de FLOT-groep kon bij 83% een R0-resectie uitgevoerd worden versus 97% in de FLOT/RAM-groep (p<0,0049). pCR in de FLOT-arm was 30% versus 27% in de FLOT/RAM-arm. Dit was niet significant verschillend.
Al-Batran concludeerde dat FLOT/RAM een acceptabel bijwerkingenprofiel had wanneer patiënten met Siewert type 1-tumoren uitgesloten werden van studiedeelname. “De hoge R0-resectiepercentages geven een duidelijke rationale voor een fase 3-studie”, aldus Al-Batran.
Referenties
1. Al-Batran SE, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 4501.
2. Al-Batran SE, et al. Lancet 2019;393:1948-57.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist