De Drug Rediscovery Protocol (DRUP)-studie omvat meerdere cohorten waarin patiënten op basis van hun moleculaire profiel behandeld kunnen worden met antikankermiddelen waar zij volgens het officiële label van het betreffende middel niet voor in aanmerking komen. Een van deze cohorten onderzocht de werkzaamheid van een behandeling met olaparib bij patiënten met een BRCA1/2-mutatie. Namens het DRUP-team presenteerde drs. Hanneke van der Wijngaart (Amsterdam UMC) tijdens de ASCO20 Virtual een poster met de resultaten van dit succesvolle cohort, waarin een klinisch voordeel voor de behandeling met olaparib werd gevonden.1
In de Drug Rediscovery Protocol (DRUP)-studie worden patiënten met gevorderde kanker behandeld op basis van hun moleculaire profiel.2 In het kader van de studie kunnen patiënten dan in aanmerking komen voor medicatie die officieel niet voor dat betreffende tumortype is geregistreerd, maar waarvan wel een behandeleffect verwacht wordt, gezien het moleculaire profiel van de tumor. Hiermee wordt getracht de toegankelijkheid van mogelijk effectieve middelen te vergroten, en tevens informatie te verkrijgen over kleine subgroepen van tumoren.
Geen behandelopties
Patiënten komen in aanmerking voor de DRUP-studie wanneer zij geen andere behandelopties meer hebben. De primaire uitkomstmaat die wordt aangehouden in de DRUP-studie is klinisch voordeel, gedefinieerd als een objectieve respons of stabiele ziekte gedurende minstens zestien weken. De in aanmerking komende patiënten worden vervolgens in twee fases geïncludeerd. In eerste instantie wordt bij acht patiënten de werkzaamheid van een behandeling bepaald. Wanneer patiënten baat blijken te hebben van de behandeling, wordt het cohort uitgebreid naar 24 patiënten. Dit was ook het geval bij het cohort van olaparib bij BRCA1/2-mutaties. Patiënten kwamen in aanmerking voor een behandeling met olaparib wanneer zij mutaties hadden die leidden tot het verlies van functie van BRCA1 of BRCA2. Geen van de patiënten kwam op het moment van inclusie in aanmerking voor een geregistreerde behandeling met olaparib.
Klinisch voordeel met olaparib
In dit cohort werden 27 patiënten met negen verschillende tumoren geïncludeerd: prostaatcarcinoom (n=11), mammacarcinoom (n=4), pancreascarcinoom (n=3), ovariumcarcinoom (n=2), colorectaal carcinoom (n=2), cholangiocarcinoom (n=2), niercelcarcinoom (n=1), bijnierschorscarcinoom (n=1) en endometriumcarcioom (n=1).1 De patiënten met mammacarcinoom en ovariumcarcinoom kwamen niet meer in aanmerking voor dit cohort zodra olaparib voor deze indicaties geregistreerd werd. Van de 27 geïncludeerde patiënten konden er 24 geëvalueerd worden. Veertien van de 24 patiënten (58%) hadden klinisch voordeel van de behandeling met olaparib. Van de patiënten met een volledig (bi-allelisch) verlies van functie van BRCA1/2 en een homologous repair deficiency (HDR)-mutatieprofiel, had zelfs 75% klinisch voordeel van de behandeling. Patiënten met een onvolledig verlies van functie van BRCA1/2 bleken geen baat te hebben van een behandeling met olaparib. Responsen werden waargenomen bij zowel somatische als kiembaanmutaties.
Expansiecohort
Olaparib lijkt hiermee een effectieve behandeloptie voor patiënten met bi-allelisch verlies van BRCA1/2, ongeacht de histologie, voor zowel somatische als kiembaanmutaties. Nu is het volgens Van der Wijngaart belangrijk de gevonden resultaten verder te bevestigen in een expansiecohort. Hiervoor zouden patiënten met volledig functieverlies van BRCA1/2 in tumortypes waarvoor olaparib nog niet geregistreerd is, in aanmerking komen.
Referenties
1. Van der Wijngaart H, et al. J Clin Oncol 2020;38(suppl): abstr 3633.
2. Van der Velden DL, et al. Nature 2019;574:127-31.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2020 vol 5 nummer 2