Een uitgebreide analyse van een grote real-worlddataset van patiënten met gevorderde prostaatkanker toont het moleculaire en immunologische landschap van verschillende metastaselocaties. Deze data kunnen helpen bij het begrijpen van verschillen in uitkomsten op basis van de metastaselocatie, aldus dr. Umang Swami (Salt Lake City, Verenigde Staten) in zijn presentatie tijdens de ASCO GU 2024.
Bij patiënten met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC) heeft de locatie van de metastase prognostische waarde. Patiënten met alleen metastasen in de lymfeklieren hebben de beste overleving, terwijl die van patiënten met levermetastasen het slechts is.1 De biologische achtergrond van deze verschillen is nog niet volledig onderzocht. Daarom voerden Umang Swami en collega’s een uitgebreide analyse uit van een real-worlddataset bestaande uit 6.076 prostaatkankermonsters, waarvan 3.411 primaire tumoren, 1.634 non-viscerale metastasen en 1.029 viscerale metastasen.2 In de verschillende groepen op basis van tumorlocatie lag de mediane leeftijd tussen 68 en 73 jaar.
Significante verschillen
“We zagen significante verschillen in meerdere genen op basis van de metastaselocatie”, meldde Swami. Ten opzichte van primaire tumoren hadden levermetastasen significant vaker mutaties in RB1, APC en AR, en minder vaak in SPOP. Daarentegen vertoonden longmetastasen significant vaker mutaties in SPOP, KRAS, PIK3CA, APC en BAP1. De AR-V7-variant kwam vaker voor in metastasen dan in primaire tumoren.
De frequentie van hoge tumormutatielast (TMB-hoog) of mismatch-repairdeficiëntie/hoge microsatellietinstabiliteit (dMMR/MSI-hoog) was vergelijkbaar in primaire tumoren en metastasen, maar er was wel een significant hogere PD-L1-expressie in metastasen.
Vergeleken met primaire tumoren kwamen in de tumormicro-omgeving van levermetastasen significant minder macrofagen, NK-cellen, regulatoire T-cellen, B-cellen en neutrofielen voor. Ook in de tumormicro-omgeving van longmetastasen kwamen minder NK-cellen voor, maar juist meer regulatoire T-cellen.
Op basis van RNA-signaturen zagen de onderzoekers in levermetastasen lagere AR-signaaltransductie, MAPK-pathwayactiviteit, T-celinflammatie en IFNγ-signaturen, en hogere neuroendocrine prostate cancer (NEPC)-scores ten opzichte van primaire tumoren. Longmetastasen vertoonden alleen lagere AR-signaaltransductie. Gene set enrichment-analyse liet zien dat de E2F-, G2M-checkpoint- en MYC-targetroutes actiever waren in zowel viscerale als non-viscerale metastasen.
Implicaties
“Deze bevindingen van moleculaire en immunologische verschillen tussen verschillende primaire en metastaselocaties bij patiënten met gevorderde prostaatkanker bieden inzicht in de biologie van metastatic tropism [red: de voorkeur om uit te zaaien naar bepaalde locaties] en hebben implicaties voor de toekomstige ontwikkeling van medicijnen”, aldus Swami.
Referenties
1. Halabi et al. J Clin Oncol 2016;34:1652-9.
2. Swami U, et al. J Clin Oncol 2024;42 (suppl 4): abstr 21.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist