Subcutane toediening van nivolumab is non-inferieur aan intraveneuze toediening voor de farmacokinetiek, effectiviteit en veiligheid bij patiënten met gevorderd of gemetastaseerd niercelcarcinoom. Dat blijkt uit de resultaten van de CheckMate 67T-studie, die dr. Saby George (Buffalo, Verenigde Staten) tijdens de ASCO GU 2024 presenteerde.
Door veranderende behandelparadigma’s is er behoefte aan toedieningsvormen die minder belastend zijn voor de patiënt en de zorgefficiëntie verbeteren. Subcutane (SC) toediening van antilichamen voor de behandeling van verschillende soorten kanker is effectief gebleken en werd goed verdragen. Patiënten hebben vaak een voorkeur voor SC toediening boven intraveneuze (IV) toediening.
Een co-formulering van SC nivolumab met rHuPH20 zorgt ervoor dat grotere volumes kunnen worden geïnjecteerd. In de fase 1/2-CheckMate 8KX-studie werd 1.200 mg nivolumab SC vastgesteld als veilige en werkzame dosis.1
CheckMate 67T
CheckMate 67T, waarvan Saby George de resultaten presenteerde, is een gerandomiseerde fase 3-studie waarin SC nivolumab wordt vergeleken met IV nivolumab bij 495 patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom (RCC) in de tweede of derde lijn.2 Eerdere immunotherapie was niet toegestaan. Na 1:1 randomisatie kregen de patiënten elke vier weken 1.200 mg SC nivolumab + rHuPH20 of elke twee weken IV nivolumab (3 mg/kg) voor een maximale duur van twee jaar. De studie liep in zeventien verschillende landen wereldwijd. De coprimaire uitkomstmaten voor non-inferioriteit van farmacokinetiek waren Cavgd28 (de gemiddelde serumconcentratie van nivolumab in de eerste 28 dagen) en Cminss (de minimale serumconcentratie van nivolumab bij steady state).
Non-inferieur
In de SC-groep kregen de patiënten mediaan acht doses (vierwekelijks) en in de IV-arm mediaan zeventien doses (tweewekelijks). De mediane toedieningstijd van SC nivolumab was aanzienlijk korter (vijf minuten, versus dertig minuten voor IV). “Non-inferioriteit voor de coprimaire farmacokinetiek-uitkomstmaten werd bereikt”, meldde George. De ratio van het geometrisch gemiddelde was 2,098 voor Cavgd28 en 1,774 voor Cminss, wat aangeeft dat de gemiddelde serumconcentraties met SC nivolumab hoger waren dan met IV nivolumab.
Ook wat betreft effectiviteit was SC nivolumab non-inferieur ten opzichte van SC nivolumab, met een objectief responspercentage van 24,2% versus 18,2% (95% BI 0,94-1,87). Het ziektecontrolepercentage was vergelijkbaar in beide armen (62,9% versus 62,8%), en de mediane progressievrije overleving was 7,23 maanden met SC nivolumab en 5,65 maanden met IV nivolumab. In de SC-arm werden vaker antilichamen gericht tegen nivolumab gezien, maar dit was meestal tijdelijk en leek geen klinisch relevant effect te hebben op de farmacokinetiek, effectiviteit of veiligheid.
Het veiligheidsprofiel van SC nivolumab was vergelijkbaar met dat van IV nivolumab. Reacties op de injectieplaats (bij 8,1% in de SC-groep) waren laaggradig en tijdelijk, en er waren geen anafylactische reacties. Drie patiënten in de SC-arm en één in de IV-arm overleden door toxiciteit van het studiemiddel.
George: “Deze resultaten geven aan dat SC nivolumab klinisch gelijkwaardig is aan standaard IV-dosering, wat het gebruik van SC nivolumab ondersteunt als een nieuwe optie om de behandellast van patiënten te verminderen en de efficiëntie van de gezondheidszorg te verhogen.”
Referenties
1. Zhao Y, et al. Clin Pharmacol Ther 2023; doi: 10.1002/cpt.3148. Online ahead of print.
2. George S, et al. J Clin Oncol 2024;42 (suppl 4): abstr LBA360.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist